Handelspartners van Nederland
Over het algemeen zijn de belangrijkste landen met wie Nederland handelt: Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Het meeste importeert Nederland uit landen die in de Europese Unie zitten. Omdat Nederland een open economie heeft, is het belangrijk dat het goede contacten behoudt en opbouwt met de landen met wie Nederland handelt. Dit worden ook wel handelsrelaties genoemd. Wanneer de handelsrelaties goed zijn, wordt het makkelijker voor Nederland om goederen en diensten te importeren of exporteren. Het is goed om te weten dat door de grote en belangrijke haven in Rotterdam, Nederland een zeer goede positie heeft betreft de handel in de Europese Unie. Veel producten komen daar aan en worden dan weer verhandeld aan andere Europese landen. Dit proces wordt ook wel doorvoer genoemd.
Protectionistische maatregelen
Dit begrip heeft te maken met het beperken van de import. Wanneer een land zijn eigen productie wil beschermen tegen bijvoorbeeld concurrentie uit het buitenland, dan kan het bepaalde maatregelen instellen. Er zijn 3 protectionistische maatregelen mogelijk:
1. Invoerrechten: Een andere benaming hiervoor is invoerheffing of importbelasting. Deze maatregel heeft te maken het instellen van een belasting op bepaalde goederen. Wat er vervolgens gebeurt, is dat die producten duurder worden voor de consument. Stel dat Nederland de productie (en verkoop) van Nederlandse elektrische apparaten wil stimuleren, terwijl diezelfde apparaten in China goedkoper gemaakt worden. Dan kan Nederland een importbelasting instellen op die Chinese apparaten, om ze zo duurder te maken. Hierdoor zal de verkoop van de Nederlandse elektrische apparaten omhoog gaan.
2. Importquotum: Dit heeft betrekking op het instellen van een maximum op het importeren van een bepaald product. Nederland kan dus een beperking instellen op bepaalde producten, zodat er niet te veel daarvan geïmporteerd worden.
3. Totaal invoerverbod op bepaalde producten: Het illegaal maken om bepaalde producten te importeren. Er zijn vele producten die niet geïmporteerd mogen worden. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde planten en exotische dieren die niet zomaar besteld en geleverd mogen worden.
Export bevorderende maatregelen
Dit zijn maatregelen die juist de export stimuleren. De vuistregel is dat hoe meer een land exporteert, hoe beter dat is voor de werkgelegenheid. Het is dan ook niet gek dan een land daardoor de export wil bevorderen. Dat kan een land doen op 2 manieren;
1. De overheid kan bedrijven een exportsubsidie verlenen. Dit is een bedrag dat ervoor zorgt dat het gemakkelijker wordt voor bedrijven om bepaalde producten te exporteren. Stel: de overheid wil ervoor zorgen dat de export van Nederlandse Tulpen nog makkelijker gaat en gestimuleerd wordt. Dan kan het een subsidie verlenen aan de bedrijven die tulpen exporteren, die het geld kunnen gebruiken om bepaalde kosten te dekken. Zo wordt het voor hen makkelijker om de tulpen de wereld in te krijgen.
2: Het instellen van handelsconsulaten in het buitenland. Een consulaat is vertegenwoordiging van een land in een ander land. Je hebt bijna in elk land wel een Nederlands consulaat. Het vertegenwoordigt Nederland in dat land. Handelsconsulaten vertegenwoordigen het land ook, maar dan op het gebied van handel. Ze zorgen ervoor dat bedrijven gemakkelijker kunnen handelen met het betreffende land en dus de export bevorderen.
Wisselkoersen
Zoals je misschien wel weet hebben de meeste landen in Europa dezelfde munteenheid, namelijk de euro. Dit maakt het voor jou erg handig, als je bijvoorbeeld op vakantie gaat naar Frankrijk of Spanje, omdat je niet hoeft te wisselen en je gewoon met de Europese euro kan betalen. Maar: stel je wilt op vakantie gaan naar Amerika, dan moet je je Euro’s wisselen voor Amerikaanse dollars. Hiervoor bestaat de wisselkoers, wat een systeem is dat ervoor zorgt dat de prijs van de ene munteenheid uitgedrukt kan worden in de andere munt.
Maar: hoe wordt de wisselkoers bepaald? Of, met andere woorden, hoe wordt de waarde van 1 euro uitgedrukt in dollars? Dit heeft allemaal te maken met de internationale handel. Het is namelijk zo dat de hoogte van de wisselkoers bepaald wordt door vraag en aanbod, en dus door hoeveel een land exporteert en importeert. Om het even te versimpelen moet je export zien als het de vraag naar de euro en de import als het aanbod van de euro.
Bijvoorbeeld: wanneer Nederland exporteert naar Amerika, dan koopt Amerika Nederlandse producten in dollars, die zij wisselen naar euro’s. Als Nederland veel exporteert naar Amerika, dan betekent dat dat de waarde van de dollar sterker of hoger is dan de euro, en het dus goedkoper is voor Amerikanen om Nederlandse producten te kopen. Er is dan vanuit Amerika veel vraag naar Nederlandse producten, waardoor de productie én werkgelegenheid in Nederland dus ook stijgen. De euro is dit geval zwakker dan de dollar.
Wanneer Nederland importeert vanuit Amerika, dan koopt Nederland Amerikaanse producten in euro’s die omgewisseld worden naar dollars. Als Nederland veel importeert vanuit Amerika, dan betekent dat dat de waarde van de euro sterker of hoger is dan de dollar, en het dus goedkoper is voor Nederlanders om Amerikaanse producten te kopen. Door de sterke euro ten opzichte van de dollar, is er dus vanuit Nederland veel vraag naar Amerikaanse producten. Amerika zal daarentegen minder importeren vanuit Nederland, omdat de euro voor hen duurder is geworden. Hierdoor neemt de vraag naar Nederlandse producten en dus ook de werkgelegenheid af in Nederland.
Het is dus letterlijk een wisselwerking van import en export die de waarde van een munteenheid bepaalt. In dit voorbeeld hadden wij het over de relatie tussen de euro en dollar, maar dit werkt precies op dezelfde manier tussen bijvoorbeeld: Russische roebel en dollars, Japanse yen en de euro of de Israëlische shekel en de dollar. Alle waarde wordt bepaald door import en export tussen de landen.