Economie

3. EU & EMU

Gegeven door:
Maxim Levitski
Beschrijving Begrippen

We gaan het in deze online kennisclip voor economie hebben over Europa. We leggen uit wat de Europese Unie en de Europese Monetaire Unie zijn en inhouden, want wat doen deze bekende unies nu precies? Daarnaast hebben we het over de Europese economie, de rol van de Europese Centrale Bank en de coördinatie van de economische politiek. Ook komen begrippen als staatsschuld, bankbiljettencirculatie, inflatie en rentebeleid.

Eurozone

De landen waarin men de Euro als munteenheid gebruikt. Van de 27 landen in de Europese Unie, zijn er 19 die op dit moment de Euro gebruiken als munteenheid.

Valuta

Een valuta is een officieel geldig betaalmiddel van een land. Bekende voorbeelden zijn: de euro, Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen.

Importheffing

Belasting die moet worden betaald op ingevoerde goederen.

Wisselkoers

Dit is een systeem die ervoor zorgt dat de prijs van de ene munteenheid uitgedrukt kan worden in de andere munt.

Afzetmarkt

De afzetmarkt is de markt waarop goederen of diensten van een bedrijf worden verkocht. Dit kan zowel in het thuisland van een bedrijf zijn, als in het buitenland.

Subsidie

Subsidie is een tijdelijke bijdrage van de overheid of een niet-commerciële organisatie ten behoeve van het starten van een activiteit waarvan het economische belang niet direct voor de hand ligt.

Internationale concurrentievervalsing

Het kunstmatig goedkoper te houden van de prijs van producten of diensten. Bijvoorbeeld door het verlenen van staatssteun of subsidies aan bepaalde ondernemingen of sectoren, waardoor deze voordelen genieten die andere partijen niet hebben.

Begrotingsbeleid

Het beïnvloeden van de totale bestedingen door de belastingen te verhogen of te verlagen of de overheidsbestedingen te veranderen.

Begrotingstekort

Een begrotingstekort ontstaat als de uitgaven van de Rijksoverheid in een jaar hoger liggen dan de inkomsten.

Staatsschuld

De staatsschuld, of overheidsschuld, omvat het totaal van de schulden van de centrale overheid, de niet-centrale overheden (provincies, waterschappen, gemeenten) en de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen.

Bankbiljettencirculatie

De hoeveelheid bankbiljetten die op een bepaald moment in omloop is, dus in handen van particulieren en bedrijven.

Inflatie

De waardevermindering van geld, bijvoorbeeld door stijgende prijzen (je kunt minder kopen met dezelfde hoeveelheid geld) of door het bijdrukken van geld (hoe meer geld er in omloop is, hoe minder het waard wordt; schaarste creëert waarde!).

D1: Handelen

D2: Ontwikkelingslanden

De Europese Unie

De Europese Unie is een verdrag tussen, op dit moment, 27 landen die onderling vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal hebben. Het idee is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, om de handel te stimuleren en de veiligheid te waarborgen. Dit vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal houdt in dat inwoners van landen die in de Europese Unie zitten zonder extra kosten goederen of diensten kunnen aanschaffen uit andere landen, en zonder extra kosten kunnen werken en kapitaal uitgeven in andere EU-landen. Ook hebben landen in de Europese Unie de grenzen open voor elkaar, waardoor reizen tussen EU-landen erg makkelijk gaat. Je kunt zonder problemen de grenzen tussen EU-landen oversteken.


De eurozone

Van de 27 landen in de Europese Unie, zijn er 19 die op dit moment de euro gebruiken als munteenheid. Deze landen noem je de eurozone. De overige landen gebruiken hun eigen valuta. Zo zit Zweden wel in de Europese Unie, maar gebruikt het als munteenheid de Zweedse kroon, en gebruikt Hongarije de Hongaarse forint. Het feit dat veel landen in de Europese unie de euro hebben als munteenheid, zorgt ervoor dat er makkelijk handel gedreven kan worden, omdat je niet te maken hebt met een wisselkoers.


Maar ongeacht of een land in de Europese Unie de euro heeft of haar eigen valuta, wordt er veel handel met elkaar gedreven. Voor de Europese Unie had elk land zijn eigen regels wat betreft importheffingen. Maar, nu hebben de landen die lid zijn van de Europese Unie gezamenlijk afgesproken welke producten er wel of niet er geïmporteerd mogen worden vanuit landen die níét in de Europese Unie zitten. De Europese Unie heeft dus gemeenschappelijk importheffingen ingesteld, waar elk land in de EU zich aan moet houden. Dit zorgt voor een gemeenschappelijk importverbod. Zo kan het niet zijn dat Nederland geen wapens mag importeren en Polen bijvoorbeeld wel. Er geldt dan een algemeen importverbod op wapens voor alle landen in de Europese Unie.


De Europese economie

Dan gaan we het nu hebben over de Europese economie. Doordat bedrijven hun producten en diensten overal in Europese unie kunnen verkopen en leveren, is de afzetmarkt veranderd van nationaal niveau naar Europees niveau. Een logisch gevolg hiervan is dat er meer concurrentie is, omdat het nu zo kan zijn dat een Nederlandse producent van aardappels te maken krijgt met een Poolse producent van aardappels. Beide zitten in de Europese Unie en proberen hun aardappels ook in de Europese Unie te verkopen.


Wat landen vaak op individuele basis doen is dat ze subsidies verlenen aan producenten, zodat ze hun productiekosten laag kunnen houden en dus de producten goedkoper kunnen aanbieden. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat Nederlandse aardappelboeren een subsidie krijgen van de Nederlandse overheid, terwijl de Poolse aardappelboeren die subsidie niet krijgen van de Poolse overheid. Zo worden Nederlandse boeren soort van voorgetrokken en ontstaat er oneerlijke concurrentie. In het kader van de Europese Unie wordt dit ook wel internationale concurrentievervalsing genoemd. Een doel van de Europese Unie is om deze internationale concurrentievervalsing aan te pakken en ervoor te zorgen dat er eerlijk concurrentie is. Dit wordt op 2 manieren gedaan:


1: De Europese Unie kan ervoor zorgen dat het uitgeven van nationale subsidies wordt verminderd en wordt vervangen door Europese subsidies die voor alle landen in de Europese Unie toegankelijk zijn. Zo kan de Poolse boer uit het voorbeeld hiervoor toch nog een subsidie krijgen en beter concurreren met de Nederlandse boer.


2: De Europese Unie kan de Europese markt beschermen door invoerheffingen in te voeren op producten van landen buiten de EU. Op deze manier wordt het minder aantrekkelijk voor landen buiten de EU om producten te exporteren naar de EU. Zo wordt de productie en consumptie van EU-goederen gestimuleerd.


Coördinatie van de economische politiek

In de economische politiek zitten vertegenwoordigers van alle landen die in de Europese Unie zitten. Zij maken samen besluiten die betrekking hebben tot de economie en politiek van de Europese Unie. Een belangrijk onderdeel hiervan is het regelen het begrotingsbeleid van de EU-landen. Dit houdt in dat het Europees Parlement afspraken maakt met de lidstaten die betrekking hebben over de verwachte inkomsten en uitgaven van een land. Deze afspraken zijn:


1. Er moet een goede balans zijn tussen de inkomsten en uitgaven, om ervoor te zorgen dat een land niet met een begrotingstekort komt te zitten. Dat wil zeggen dat het land meer heeft uitgegeven dan het heeft gekregen. Wanneer een land meer inkomsten heeft gehad dan uitgaven, dan spreken we van een begrotingsoverschot.


2: De schuld moet beperkt worden. Wanneer een land met een begrotingstekort komt te zitten, dan zal het geld gaan lenen. Hoe meer het leent, hoe groter de schuld wordt. Deze schuld wordt ook wel staatsschuld genoemd. Hoe groter deze staatsschuld, hoe meer een land in de problemen komt te zitten. Er komt namelijk ook rente overheen, dus een land kan niet vrijblijvend lenen. Het Europees Parlement stelt regels in op het lenen van geld om deze schuld te beperken. Zo mag de staatsschuld niet meer zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. We spreken van een financieringstekort wanneer er na de aflossingen op het begrotingstekort nog steeds een bedrag overblijft. Het begrotingstekort bepaalt hoeveel een land moet gaan lenen. Er ontstaat namelijk een tekort, omdat de uitgaven groter zijn dan de inkomsten. Het financieringstekort heeft betrekking op de daadwerkelijke schuld van de overheid, omdat het het begrotingstekort MIN de aflossingen is.


Europese Centrale Bank (ECB)

De ECB is de bank van Europa. Wanneer we praten over landen die geld lenen, dan wordt dat vaak gedaan bij de Europese Centrale Bank. Echter, naast het verstrekken van leningen aan landen heeft de ECB nog een aantal andere belangrijke functies:


1. Bankbiljettencirculatie. De ECB is verantwoordelijk voor het printen van euro bankbiljetten en zorgt ervoor dat er genoeg van in de omloop zijn. Je wilt niet opeens zonder euro’s komen te zitten.

2. De waarde van de euro bewaken. ECB zorgt ervoor dat de euro zijn waarde niet verliest ten opzichte van de andere munteenheden. Wanneer dat gebeurd dan zal de Europese economie daar flink onder lijden

3. Rentebeleid bepalen. Het ECB heeft ‘de macht’ over de rente in de Europese Unie. Wanneer de ECB de rente verlaagt dan wil het de uitgaven van Europese consumenten stimuleren, omdat het niet aantrekkelijk wordt om te sparen. Of het kan juist andersom: de rente verhogen om het sparen op de bank te bevorderen. De vuistregel is: Wanneer het slecht gaat met de economie, zal de ECB de rente verlagen zodat mensen niet gaan sparen en juist gaan consumeren (de vraag verhogen). En wanneer het goed gaat met de economie, dan zal de ECB de rente verhogen, zodat mensen juist gaan sparen (de vraag verminderen).


Ook heeft de ECB veel invloed op de inflatie. Er is namelijk een directe relatie tussen het aanpassen van de rente en de inflatie. Wanneer de rente stijgt, dan zullen mensen meer sparen en minder uitgeven, waardoor de prijzen zullen dalen: de vraag daalt. Wanneer de rente daalt dan zullen mensen meer uitgeven en zullen de prijzen stijgen, waardoor er inflatie ontstaat: de vraag stijgt. Het is belangrijk om te weten dat de ECB een onafhankelijke instantie is en dus niet verbonden is aan een land.