Wat gebeurde er in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog?
Duitsland – toen bekend als het keizerrijk van Wilhelm I – had de Eerste Wereldoorlog verloren. Bij de vredesonderhandelingen met Frankrijk, België, Engeland en de Verenigde Staten kreeg het land daarom veel narigheid opgelegd. Zo raakte het niet alleen veel land en koloniën kwijt, maar moest het ook veel herstelbetalingen en schadevergoedingen betalen. Keizer Wilhelm I moest aftreden en vluchtte naar Nederland. Ook moest het leger klein blijven: het mocht niet meer dan 100.000 man tellen. Al deze afspraken stonden in het Verdrag van Versailles.
Nationalisme in Duitsland
In Duitsland stond het nationalisme hoog in het vaandel geschreven. Veel inwoners waren het totaal niet eens met alle maatregelen die hun land opgedragen kreeg. Ze waren – ook door het verlies van de oorlog – gekrenkt in hun eer en hun trots was bedoezeld. Dat zette kwaad bloed. Langzaamaan zag je dat vanaf 1919 alles weer richting een nieuwe wereldoorlog ging.
Dolkstootlegende
Het Verdrag van Versailles voelden voor veel Duitsers als een dolkstoot in de rug. Velen vonden dat de politieke leiders hen bij de onderhandelingen verraden hadden. Het idee – of de legende - ontstond dat Duitsland de oorlog helemaal niet had verloren. Duitsland was toch zo machtig? Daar kon niemand tegenop! Dit wordt de dolkstootlegende genoemd. Deze legende was natuurlijk onzin, want vanaf het moment dat Amerika zich bij de geallieerden voegde, maakte Duitsland geen schijn van kans meer. Daarnaast was ook het Von Schlieffenplan – om eerst Frankrijk en daarna Rusland te verslaan – mislukt.
De economische crisis en inflatie
In 1923 leidden de herstelbetalingen tot een economische crisis. In Duitsland was er weinig enthousiasme om de economie weer eens flink op poten te helpen, want een groot deel van de opbrengsten zouden toch naar de buitenlandse herstelbetalingen gaan. De economie kreeg last van inflatie, ofwel geldontwaarding. Dit hield in dat de Duitse Mark werd steeds minder waard werd. Doordat de prijzen stegen, kon je voor één mark steeds minder krijgen.
Dus wat deed de Duitse regering? Ze drukten gewoon extra geld bij om hun schulden in het buitenland mee te betalen. Zo leek Duitsland rijker dan hun economie kon waar maken. Dit leek een leuk idee, maar het leidde tot hyperinflatie: de Mark werd relatief nóg minder waard. In 1923 kostte één Amerikaanse dollar één biljoen Duitse mark(!). Met het Dawesplan probeerden de geallieerden de Duitse economie en de Reichsmark weer onder controle te krijgen.
Politieke tegenstellingen
Intussen liepen de politieke tegenstellingen binnen Duitsland hoog op. De partijen werden steeds extremer in hun denkbeelden en er werd regelmatig geweld gebruikt om politieke tegenstanders een lesje te leren. Zowel de extreemlinkse Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) aan de ene kant, als de Nationaalsocialisten (nazi's) van de NSDAP van Adolf Hitler aan de andere kant, hielden er knokploegen op na om met de tegenstanders af te rekenen. Een moord meer of minder, ach daar werd niet op neergekeken. Zowel de KPD als de NSDAP probeerden herhaaldelijk de macht over te nemen van de politie en het leger, om zo een dictatuur te vestigen. Adolf Hitler probeerde dat in Beieren tegen de Weimarrepubliek in 1923. Hij werd opgepakt en veroordeeld tot 5 jaar celstraf, maar na slechts één jaar werd hij al vrijgelaten.
Nationaalsocialisme, Hitler, racisme en Jodenhaat
Het nationaalsocialisme vond zijn inspiratie in het fascisme: een soortgelijke nationalistische beweging in Italië, sinds 1922 geleid door Benito Mussolini. Fascisten waren tegen democratie en voor dictatuur onder leiding van één leider: de Führer, die alle macht heeft. De nationaalsocialisten noemden het ‘het Führerprincipe’. In tegenstelling tot het fascisme van Mussolini had het nationaalsocialisme ook nog racistische en antisemitische (Jodenhaat) opvattingen. In Duitsland vond men het eigen witte ras superieur aan alle andere rassen. Althans: dat vonden de aanhangers van het nationaalsocialisme. Zij noemden ‘hun’ ras het Arische Ras.
Het is een bekend verschijnsel in de wereldgeschiedenis dat, wanneer het slecht gaat - vooral op economisch gebied - dat de armen de schuld zoeken bij minderheden: zij die het al of niet beter hebben. 'Ze pikken onze baantjes af,' hoor je dan bijvoorbeeld. In Duitsland waren het toen de Joden die het gedaan hadden, in de ogen van velen. De Joden vormden met hun eigen geloof een aparte gemeenschap. Verschillende joden hadden winkels of waren op een andere manier rijk geworden, en zaten in het bankwezen. Dit - opgeteld bij het nationalisme en het racisme – zorgde ervoor dat veel Duitsers antisemitische, anti-Joodse, gedachten kregen. Dat werd door Hitler en andere nazi's uitgebuit en aangewakkerd.
Wat was de NSDAP?
De NSDAP was een Duitse politieke partij die fascisme en nazisme vertegenwoordigde. De partij:
- was zeer antisemitisch en nationalistisch;
- vond dat geweld tegen politieke tegenstanders was toegestaan;
- vond dat het ‘groot-Duitse Rijk’ weer terug moest komen. Duitsers hadden volgens deze partij recht op ‘lebensraum’: meer gebied;
- wilde regelen dat Joden allerlei banen niet meer mochten hebben;
- en de partij was onder leiding van Adolf Hitler: een naam die iedereen inmiddels kent. Hitler beloofde onder andere de herstelbetalingen te stoppen en eiste de afgestane gebieden, zoals het Ruhrgebied en het Rijnland weer terug.
1993: Hitler’s doorbraak
In 1933 werd het gebouw van het Duitse parlement - de Reichtag - in brand gestoken. Ook won de NSDAP van Hitler de verkiezingen. Hij beschuldigde de communisten van de Reichtagbrand, al werd er ook beweerd dat Hitler-aanhangers het zelf gedaan hadden, en hij verbood de Communistische Partij. Hitler werd benoemd tot Rijkskanselier - ofwel minister-president - en hij kreeg van het parlement het alleen zeggenschap. Met andere woorden: hij werd dictator van Duitsland. De parlementaire democratie in de republiek was daarmee afgeschaft. Hij begon van Duitsland een totalitaire staat te maken en in plaats van Weimar Republik ging deze het Deutsche Reich heten.
Nazificatie
Vanaf dat moment begon de zogeheten nazificatie van het openbare leven. Het wordt ook wel gelijkschakeling genoemd. Dit hield het volgende in:
- Iedereen moest achter Hitler staan, oppositie werd verboden.
- Ook politieke partijen moesten achter Hitler staan en mochten geen ander meningen verkondigen.
- Schoolboeken moest worden aangepast.
- Boeken tegen Hitler werden verboden en verbrand.
- Alle openbare functies konden alleen door nazi's bezet worden.
- Er kwam strenge censuur van alle media (kranten, radio).
- Met propaganda (hele of halve leugens op radio of affiches of in toespraken) werd de bevolking gemanipuleerd.
- Wie zich verzette, werd streng gestraft.
- De eerste concentratiekampen werden ingericht. Politieke tegenstanders werden daarin opgesloten.
Machtsorganisaties onder Hitler
Om dit alles af te kunnen dwingen, organiseerde Hitler nieuwe politievormen. Zo was er de Gestapo: de staatspolitie. Zij moesten de tegenstanders van het regiem uitschakelen. De Gestapo was weer onderdeel van de SS. Dit waren elitetroepen die de persoonlijke vrijheid van Hitler en van de partijbijeenkomsten moesten garanderen. De SS werd steeds machtiger en groter in de loop der jaren. Daarnaast werden jongeren in Duitsland gedwongen om lid te worden van de Hitlerjugend: de nationaalsocialistische jeugdbeweging. Onderdeel daarvan was de Bund Deutscher Mädel: de meisjesafdeling, die apart was van de jongensafdeling.
Terreur tegen Joden
Al deze organisaties werden al snel ingezet om terreur uit te oefenen. Het begon met de terreur tegen de Joden. In 1935 werden namelijk de rassenwetten van Neurenberg ingevoerd. Hierin stond beschreven wie van het Arische ras was; wie dus een ‘echte Duitser’ was en wie niet. Je grootouders moesten daarvoor bewezen Ariërs zijn. Deze mensen werden ook wel übermenschen genoemd.
Van Joden werden de burgerrechten ontnomen. Hun bedrijven werden verboden of vernield en bepaalde gebieden waren voor hen verboden terrein. Ook was het voor Ariërs verboden om met Joden te trouwen, want dan kreeg je rassenvermenging en dat zou ten koste gaan van de zuiverheid van het Arische ras. Veel Joden probeerden natuurlijk te vluchten, maar dat was niet eenvoudig en vaak al te laat. In 1938 begon het echte geweld met de Kristallnacht. In de nacht van 9 op 10 november werden in vele steden Joodse winkels en synagogen geplunderd en vernield.
Op dat moment was het een jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In 1936 had Hitler Rijnland al heroverd. Hij had een pact gesloten met Mussolini en bezette Oostenrijk; zogenaamd op hun eigen verzoek om de veiligheid te garanderen. Dit heette ‘de Anschluss’ en vond plaats in 1938. Het toenmalige Tsjecho-Slowakije was daarna aan de beurt.
Wat deden de westerse landen?
Engeland voerde een politiek van appeasement, ofwel verzoening. Het had geen zin in oorlog en liet het daarom maar zo. Op de Conferentie van München in 1938, met Duitsland, Italië, Frankrijk en Engeland, hoopte het Westen dat Hitler tevreden zou zijn als hij een deel van Tsjechoslowakije mocht innemen en Oostenrijk mocht houden. Hitler beloofde niet verder uit te breiden. Engeland geloofde hem. Op 1 september 1939 viel het Duitse leger - de Wehrmacht - Polen binnen. Engeland en Frankrijk verklaarden Duitsland toen de oorlog. De Tweede Wereldoorlog was begonnen.