In deze video voor wiskunde uit het domein "meetkunde" gaan we het hebben over allerlei soorten vlakke figuren. We gaan kijken naar driehoeken, parallellogrammen, rechthoeken, vierkanten, ruiten en cirkels. Hoe bereken je daarvan bijvoorbeeld de omtrek en de oppervlakte? Je kunt deze uitleg gebruiken als onderdeel van je examentraining, of om te leren voor andere toetsen.
2. Vlakke figuren

De som van de hoeken van een driehoek is 180 graden, dus als je alle hoeken van een driehoek bij elkaar optelt dan kom je altijd uit op 180 graden.
Een vierhoek die bestaat uit twee paren van evenwijdige zijden.
zijde x hoogte
0,5 x zijde x hoogte
Een rechthoek is een figuur met vier rechte hoeken en vier zijkanten.
Lengte x breedte
Alle punten op de cirkel hebben dezelfde afstand tot het middelpunt.
De lengte van het ene uiterste punt tot het andere uiterste punt van een cirkel, met andere woorden: de breedte van de gehele cirkel. De diameter is 2x de straal
De omtrek van een vlak (2d) figuur is de totale lengte van de buitenzijde
Een maat om de grootte van een tweedimensionaal object aan te geven. De standaardmaat is vierkante meter (m2)
De afstand tussen twee punten van een cirkel: een punt aan de buitenrand en het middelpunt
In de figuur hieronder zie je in de ellips een cirkel getekend met middelpunt M. De oppervlakte van deze ellips is afgerond 125,7 cm2.
Bereken hoeveel cm2 de oppervlakte van het grijze gebied is. Schrijf je berekening op. Rond je antwoord af op één decimaal.
• Oppervlakte cirkel is π × 5^2 = 78,53…
• 125,7 − 78,53… (= 47,16… (cm2))
• Het antwoord: 47,2 (cm2)
Of:
• Oppervlakte cirkel is π × 5^2 = 78,53…
• 125,66… − 78,53… (= 47,12… (cm2))
• Het antwoord: 47,1 (cm2)