Aardrijkskunde

6. De wet van Buys Ballot (corioliseffect)

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

Welkom! In deze video met uitleg voor aardrijkskunde gaan we het hebben over de wet van Buys Ballot en het bijbehorende corioliseffect. Je kunt deze uitlegvideo gebruiken om je goed voor te bereiden op het eindexamen, SE's en/of andere toetsen!

B1. Samenhangen en verschillen op regionaal niveau

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Samenvatting voor aardrijkskunde - De wet van Buys Ballot (corioliseffect)


Wat is de wet van Buys Ballot? 

De wet van meneer Buys Ballot luidt als volgt: 


Als je met je rug naar de wind staat, dan: 

  • ligt er op het noordelijk halfrond aan je linkerkant een lagedrukgebied en aan je rechterkant een hogedrukgebied
  • ligt er op het zuidelijk halfrond aan je rechterkant een lagedrukgebied en aan je linkerkant een hogedrukgebied 


Wat is het corioliseffect?

Om te begrijpen wat hij hiermee bedoelt, moeten we eerst het corioliseffect begrijpen. Let op: voor het havo examen hoef je niet specifiek het corioliseffect te kennen, maar om de wet van Buys Ballot te begrijpen, denken wij dat het wel handig is. 


We weten ondertussen dat de aarde grofweg in te delen is in lagedrukgebieden bij de evenaar en de 60ste breedtegraad, en hogedrukgebieden bij de polen en de 30ste breedtegraad. Ook weten we dat de lucht stroomt van hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden. Je zou dus denken dat je dat zo kan weergeven met rechte pijlen. Echter kwam meneer Buys Ballot erachter dat de windstromen een afwijking hebben: ze stromen niet rechtdoor. 


Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links. Let op! Deze afwijking is altijd gezien vanuit de richting waar de wind heen waait. Je moet je dus gewoon voorstellen dat je met de wind mee kijkt; de wind in de rug. Als we dan onderaan beginnen, dan zien we dat de wind van de zuidpool, hogedrukgebied, naar de 60ste, lagedrukgebied, waait. Dit is op het zuidelijk halfrond dus er is een afwijking naar links. 


Vervolgens zien we dat er ook van de 30ste breedtegraad (hogedrukgebied) naar de 60ste (lagedrukgebied) wind waait. Deze wind heeft ook een afwijking naar links, maar vanuit de wind gezien. Van 30 naar 60 zien we weer een stroom naar linksboven gaan. Op het noordelijk halfrond gebeurt precies het omgekeerde. De wind stroomt nog steeds van hoog naar laag, maar deze keer met een afwijking naar rechts, vanuit de wind gezien. 


Wet van Buys Ballot in beide halfronden

Als we dan even terug gaan naar de wet van Buys Ballot, dan kunnen we nu zien wat hij bedoelde. Kijk voor dit deel even mee in de video hierboven. Stel we kijken naar de stroom op het noordelijk halfrond tussen de 30ste en de 60ste, als we met de pijl meekijken, dan ligt er aan de linkerkant een lagedrukgebied en aan de rechterkant een hogedrukgebied. Dit klopt dus met zijn wet. Als we datzelfde doen voor de stroom op het zuidelijk halfrond van de 30ste naar de 60ste, dan zien we, vanuit de pijl, aan de linkerkant een hogedrukgebied en aan de rechterkant een lagedrukgebied. Dit klopt dus ook met de wet. Probeer dit zelf nog even te controleren voor de rest van de pijlen!


Afwijking van wind

Nu vraag je je misschien af, waarom heeft die wind eigenlijk een afwijking? Dit is best ingewikkeld, maar we gaan ons best doen. De aarde draait rondjes om zijn as, rechtsom. Als we de aarde van bovenaf bekijken, dan zie je dat hoe dichter je bij de pool komt, dus de bovenkant van de aarde, hoe kleiner het rondje is dat je aflegt met een volledige rotatie. Dit betekent dus ook dat, hoe dichter je bij de pool bent, hoe langzamer je in een rondje beweegt. Bij de evenaar beweeg je dus het snelst een rondje. De afstand is namelijk groter, maar overal draait de aarde 1 keer om zijn as, dus de tijd die het er over doet is hetzelfde.


Goed, terug naar het zijaanzicht van de aarde. Een luchtdeeltje beweegt zich mee met de draaiing van de aarde, dus ook als het op dezelfde plek op aarde blijft, heeft het een snelheid door de draaiing. Een luchtdeeltje dat zich op de evenaar bevindt heeft dus een hogere snelheid rechtsom dan een luchtdeeltje dichter bij de pool. Op de noordpool heeft het geen draaiingssnelheid. Op de 60ste wel, naar rechts. De wind waait naar beneden, maar kan de draaiing rechtsom van de 60ste niet bijhouden, omdat het geen snelheid heeft meegekregen vanaf het begin, waardoor het een afwijking naar links krijgt.