Aardrijkskunde

8. Klimaatgebieden (volgens Köppen)

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

Welkom bij deze uitlegvideo voor aardrijkskunde. In deze video gaan we het hebben over klimaatgebieden, en dan in het specifiek hoe meneer Wladimir Köppen het voor ons heeft ingedeeld. Succes met leren!

B1. Samenhangen en verschillen op regionaal niveau

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Samenvatting voor aardrijkskunde - Klimaatgebieden (volgens Köppen)


Klimaatclassificatie van Köppen

Het verschilt natuurlijk per gebied hoe warm het is, hoeveel neerslag er valt en hoeveel verschil er zit tussen de seizoenen. En hoewel elk specifiek gebied door zijn ligging waarschijnlijk een uniek klimaat heeft als we alle factoren meenemen, kunnen we het toch op een gestructureerde manier indelen met het systeem van Köppen. Hij herkent vijf hoofdklimaten, die we vervolgens weer verder kunnen indelen aan de hand van specifieke kenmerken.


De hoofdklimaten krijgen een hoofdletter en geven een grove indeling op basis van temperatuur en neerslag. Vervolgens plaatsen we er nog een letter achter voor bepaalde kenmerken. De eigenschappen van het hoofdklimaat zijn dus van toepassing op alle subgroepen van dat klimaat. 


A: Tropische regenklimaten

A staat voor de tropische regenklimaten. In deze gebieden is de gemiddelde temperatuur van de koudste maand niet lager dan 18Co. Binnen deze tropische regenklimaten kunnen we dan nog onderscheid maken tussen drie subgroepen, allemaal aangegeven met een kleine letter. 


  • Af staat voor een tropisch regenwoudklimaat. De f staat hier voor het hele jaar regen. Het is hier dus in de koudste maand niet lager dan 18 graden, dat geeft de A aan, en het regent hier het hele jaar, dat geeft de f aan.

 

  • Am staat voor moessonklimaat. We weten ondertussen wat een moesson is: een regenseizoen veroorzaakt door de verplaatsing van de ITCZ. A dus voor voor de temperatuur van de koudste maand en m voor moesson. 


  • Aw en As staan voor een savanneklimaat. De w staat voor een droge winter en de s staat voor een droge zomer. Dus, beide een savanneklimaat met een koudste maand warmer dan 18 graden, Aw voor een droge winter en As voor een droge zomer. 


B: Droge (aride) klimaten

B staat voor de droge klimaten, ook wel aride klimaten genoemd. Hier is te weinig neerslag voor boomgroei en rivieren staan hier in ieder geval een deel van het jaar droog. B kent twee subgroepen, aangegeven met een hoofdletter. 


  • BS staat voor een steppeklimaat. Hier valt ongeveer tussen de 200 en 300 millimeter neerslag per jaar. 


  • BW staat voor een woestijnklimaat. Hier valt ongeveer minder dan 200 millimeter neerslag per jaar. In beide gevallen is er dus te weinig neerslag voor boomgroei en staan rivieren een deel van het jaar droog, maar woestijnen zijn nóg droger dan steppen.  


C: Maritieme klimaten

C staat voor maritieme klimaten, of ook wel zeeklimaten of gematigde klimaten genoemd. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is hier niet lager dan -3oC en niet hoger dan 18oC en de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10oC. C kent drie subgroepen, dit zijn weer dezelfde kleine letters als voor A, dus als het goed is herkennen we ze nu: 


  • Cf staat voor een zeeklimaat met het hele jaar neerslag. Weet je nog? Kleine f staat voor het hele jaar neerslag. Hier ligt de temperatuur in de koudste maand dus tussen de -3°C en de 18°C en in de warmste maand hoger dan 10°C, én valt er dus het hele jaar neerslag. Gaat een belletje rinkelen? Juist, dit hebben wij in Nederland. 


  • Cw staat voor een mediterraan klimaat. Dit is een zeeklimaat met een droge winter. 


  • Cs is dan een zeeklimaat met een droge zomer. Dit noemen we ook wel een chinaklimaat


D: Continentale klimaten

D staat voor de continentale klimaten, ook wel de landklimaten. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is hier lager dan -3oC en de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10oC. Ook de D krijgt een f, w en s. 


  • Df staat voor een landklimaat met het hele jaar neerslag


  • Ds staat voor een landklimaat met droge zomers


  • En Dw staat voor een landklimaat met droge winters. Bij alle drie is de koudste maand dus kouder dan -3° en de warmste maand warmer dan 10 graden, maar er wordt onderscheid gemaakt in neerslag. 


E: Poolklimaten (polaire klimaten)

E staat voor de poolklimaten of polaire klimaten. De gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hier niet hoger dan 10°C. Gemiddeld gezien, over 30 jaar, is het hier dus iedere maand kouder dan 10oC. E heeft 3 subgroepen die ieder een hoofdletter krijgen, waarbij voor ieder dus geldt dat de warmste maand kouder is dan 10 graden. 


  • ET staat voor de toendraklimaten. De temperatuur van de warmste maand ligt hier tussen de 0 en de 10 graden. Erg koud, maar dit is dus wel het warmste soort poolklimaat. 


  • EF staat voor de sneeuwklimaten. Hier ligt de gemiddelde temperatuur voor elke maand het hele jaar door onder de nul graden. 
  • EH staat voor de hooggebergteklimaten. Ook hier ligt de temperatuur altijd onder nul graden, alleen nu gaat het op berggebieden, zoals de Alpen.