Bedrijfseconomie

3. Hefboomwerking

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

Hallo allemaal, en welkom bij deze nieuwe video met uitleg voor bedrijfseconomie. Vandaag gaan we het hebben over de hefboomwerking bij eigen vermogen en vreemd vermogen. Veel succes met leren!

F1. Verslaggeving

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Samenvatting voor bedrijfseconomie - Hefboomwerking 


Hefboomwerking

We weten ondertussen dat een bedrijf haar investeringen kan financieren met eigen vermogen (inleg van de aandeelhouders) en met vreemd vermogen (leningen). Ook weten we dat we de rentabiliteit van eigen vermogen REV en het interestpercentage van vreemd vermogen IVV kunnen berekenen.


Financieel hefboomeffect

Bijna alle grote bedrijven hebben zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. En misschien heb je jezelf weleens afgevraagd waarom succesvolle grote bedrijven nog vreemd vermogen hebben, terwijl ze misschien wel gewoon genoeg eigen vermogen hebben. Het idee van het financieel hefboomeffect is dat we de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) kunnen verhogen door gebruik te maken van goedkoop vreemd vermogen, dus van leningen met een laag interestpercentage. Dat gaan we nu bespreken.


De formule die centraal staat bij het hefboomeffect luidt als volgt: 

Het ziet er misschien ingewikkeld uit, maar het valt mee. De eerste term is gewoon de rentabiliteit van het totaal vermogen. De tweede term is dan het verschil tussen de rentabiliteit van het totaal vermogen en het interestpercentage op het vreemd vermogen. Dit moeten we ook wel de interestmarge.


Als dit positief is, dan betekent dit dat het totale vermogen meer oplevert dan dat het vreemd vermogen kost. Als RTV en IVV gelijk aan elkaar zijn, dan zal deze term 0 zijn, en dan zal de rentabiliteit van het eigen vermogen hetzelfde zijn als de rentabiliteit van het totaal vermogen. De laatste term geeft de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen weer. Dit noemen we ook wel de hefboomfactor. We gaan nu naar 4 situaties kijken waarbij de rentabiliteit van het totaal vermogen telkens hetzelfde blijft, namelijk 10%, en we de IVV en verhouding tussen EV en VV steeds veranderen. 


Hefboomwerking: voorbeelden

Stel, we hebben een miljoen eigen vermogen en net zoveel vreemd vermogen. Ons totale vermogen is dan 2 miljoen. We weten dat de rentabiliteit van het totaal vermogen 10% is, dus in euro’s is dat 2 ton. Stel, we zien op onze winst- en verliesrekening dat we interestkosten (IK) van €80.000 hebben. We weten dan dat IVV 8%, dat is namelijk interestkosten gedeeld door vreemd vermogen. Nu willen we weten wat REV is, en daarvoor gebruiken we de formule.


REV = 0,10 + (0,10 - 0,08) x 1.000.000/1.000.000 = 0,12. Je ziet dat als EV hetzelfde is als VV, dat we gewoon het verschil tussen RTV en IVV, de interestmarge dus, optellen bij RTV om REV te krijgen. We zien de 2% die IVV lager is dan RTV dus verschuiven naar EV. Grafisch zien we dan het volgende gebeuren (zie video). We zien twee even grote blokken EV en VV. Initieel weten we dat we 10% rentabiliteit over het totaal hebben. Maar, doordat IVV lager ligt dan dat, verplaatst dit naar REV. We zien dus dat de rentabiliteit op het eigen vermogen hoger wordt door een relatief laag interestpercentage. Heel gunstig voor de aandeelhouders! 


Voorbeeld 2

Het werkt ook andersom. Stel, we hebben dezelfde EV en VV, dus TV en RTV blijft hetzelfde, maar dit keer hebben we interestkosten van €120.000. We kunnen dan snel berekenen dat we een IVV van 12% hebben. We vullen de formule weer in en krijgen dit keer REV = 0,10 + (0,10 - 0,12) x 1.000.000/1.000.000 = 0,08. We hebben dus een REV van 0,08.


Dit keer is het dus precies andersom. Omdat het interestpercentage op vreemd vermogen hoger ligt dan de rentabiliteit van het totaal vermogen, zal dit nu worden afgesnoept van het eigen vermogen. We zien dus weer twee net zo grote blokken, waarvan we weten dat er een 10% over het totaal aan rentabiliteit is, maar omdat IVV hoger ligt dan dat, zal dit in mindering worden gebracht op het REV. Niet gunstig voor aandeelhouders dus. 


Voorbeeld 3

Oké, dan bekijken we nu een situatie waarbij we maar €500.000 eigen vermogen hebben en €1.500.000 vreemd vermogen. We zien op onze winst- en verliesrekening dat we interestkosten IK hebben van €120.000, dus onze IVV is 120.000/1.500.000 = 8%. We vullen onze formule weer in en krijgen REV = 0,10 + (0,10 - 0,08) x 1.500.000/500.000. 


We zien nu dat we een hefboomfactor krijgen die niet 1 is. We krijgen dan dus 0,10 + 0,02 x een hefboomfactor van 3, wat uitkomt op 0,16. Onze rentabiliteit op eigen vermogen is nu 16%. In euro’s is dat dan 500.000 x 0,16 = €80.000. We zien in de figuur (in de video) nu een kleiner groen blok, omdat we minder EV hebben, en een groter rood blok voor VV. We weten dat RTV 10% is, maar zien dat IVV 2% lager is, dus dit verschuift naar de REV. Maar, omdat we relatief veel minder EV hebben dan VV, zal dit de REV meer dan 2% ten goede doen! Het REV stijgt met 6% door de hefboomfactor. Aandeelhouders zullen erg blij zijn. 


Voorbeeld 4

Ten slotte gaan we dan even naar een situatie kijken waarbij er juist veel meer eigen vermogen is dan vreemd vermogen. We kijken op de winst- en verliesrekening en zien interestkosten van €60.000. We berekenen dat er een IVV is van 500.000/60.000 = 0,12, dus we hebben een IVV van 12%. We vullen de formule in en krijgen REV = 0,10 + (0,10 - 0,12) x 500.000/1.500.000. Dit komt dus neer op 0,10 - 0,2x0,33… , wat uitkomt op 0,0933… We hebben dus een REV van 9,33…%. In Euro’s is dat dan 1.500.000 x 0,0933… = €140.000.


We zien nu een groot groen blok, omdat we meer EV hebben, en een kleiner rood blok voor VV. Initieel zien we een RTV van 10%, maar omdat het IVV hoger is dan dat zal er wat afgesnoept worden van het EV. Echter zal dit relatief minder zijn dan 2%, omdat we veel meer eigen vermogen hebben dan vreemd vermogen. De aandeelhouders zullen hier niet blij mee zijn, maar het effect is niet groot. 


Over het algemeen zien we dus dat de interestmarge, RTV-IVV, bepaalt of het hefboomeffect gunstig is of niet. Als RTV groter is dan IVV, dan is dit het geval, andersom niet. Vervolgens bepaalt de hefboomfactor, VV/EV, hoe sterk dit effect is. Hoe groter VV ten opzichte van EV, hoe groter de versterking van de hefboomfactor, gunstig of niet gunstig.