Deze biologie uitlegvideo is een vervolg op de bouw van planten. Hierin wordt alles uitgelegd over de transport in planten.
17. Transport in planten

Transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad.
Een factor die de snelheid van een proces laag houdt.
Opstijging van een vloeistof (meestal water) in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking van moleculen. In de bodem heeft dit stijging van het grondwater tot gevolg. In planten gaat het water in de houtvaten door capillaire werking omhoog.
Groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast.
Bladgroenkorrels waar fotosynthese in plaats vindt.
Transportkanaal voor water en zouten, soms ook voor organische stoffen. Bij het ontstaan van houtvaten worden de wanden tussen in elkaars verlengde liggende cellen opgeruimd, waarna de cellen sterven.
Openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling.
De osmotische waarde van het externe milieu is hoger dan het interne milieu
De osmotische waarde van het externe milieu is lager dan het interne milieu
De osmotische waarde van het externe- en interne milieu zijn gelijk
Diffusie van water door een semi-permeabel membraan.
Osmotische druk van een bepaalde oplossing ten opzichte van zuiver water. Een hoge concentratie stoffen betekent een hoge osmotische waarde
De osmotische waarde buiten de cel wordt groter, waardoor er door osmose water de cel uitstroomt, totdat de osmotische waarden binnen en buiten de cel gelijk zijn
De druk die de cel uitoefent op de celwand. De osmotische waarde buiten de cel wordt kleiner, door osmose stroomt er water de cel binnen; de osmotische waarde daalt iets in de cel
Verzameling van houtvaten en bastvaten en ander weefsel in kruidachtige stengels en bladeren.
Druk in de houtvaten als gevolg van osmose door actief zouttransport door de endodermiscellen vanuit de wortelschors naar de houtvaten.