Biologie

5. Voedingsstoffen 1: vetten

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

Welkom bij deze eerste uitlegvideo uit de reeks over voedingsstoffen. In deze uitlegvideo gaan we het hebben over vetten. We zullen het in de video hebben over wat vetten zijn, wat de functie is van vetten, de opbouw van vetten en nog veel meer. Je kunt deze uitleg gebruiken als onderdeel van je examentraining, of om te leren voor andere biologie toetsen!

Essentiële vetzuren

Vetten die niet door het menselijk lichaam kunnen worden aangemaakt en moeten worden opgenomen door middel van voeding

Fosfolipiden

Tri-esters van glycerol, waarvan de middelste OH-groep gebonden is aan verbinding waarin een fosfaatgroep voorkomt

Glycerol

Een verbinding met de molecuulformule C3H8O3, die samen met drie vetzuren een vet of olie vormt

Niet-essentiële vetzuren

Vetten die door het lichaam worden gevormd

Onverzadigde vetten

Vetten waarvan de vetzuren minstens één C=C-binding bevatten

Verzadigde vetten

Vetten waarvan de vetzuren geen C=C-binding bevatten

Vetten

Voedingsstoffen die dienen als reservebrandstof voor het lichaam, opgebouwd uit glycerol en drie vetzuren

Vetzuren

Een keten van ten minste zestien koolstofatomen en een zuurgroep

A1: Eiwitsynthese

A2: Stofwisseling van de cel

A3: Stofwisseling van het organisme

A4: Zelfregulatie van het organisme

A5: Afweer van het organisme

A6: Regulatie van ecosystemen

Samenvatting voor biologie - Voedingsstoffen 1: vetten


Vetten

We kunnen ‘vetten’ verdelen in vier onderdelen: 


  1. We zullen eerst bespreken wat vetten zijn en wat hun functie is 
  2. Vervolgens bekijken we waar vetten uit bestaan 
  3. Daarna bespreken we essentiële en niet-essentiële vetzuren 
  4. En als laatste kijken we naar het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetten 


Vetten en hun functie 

Het woord ‘vetten’ kennen we natuurlijk allemaal. Vaak heeft het een negatieve lading, want iedereen weet dat als we er teveel van binnenkrijgen, dat we dan dik worden. Echter is het erg belangrijk voor mensen om genoeg vetten binnen te krijgen. Vetten functioneren namelijk als brandstof, reservestof en bouwstof


  1. Vet levert bij verbranding namelijk veel energie aan het lichaam, en dient zo dus als brandstof. 
  2. Ook kan het vet worden opgeslagen in het vetweefsel. Zo slaan we de energie dus op voor later. Dit is natuurlijk buitengewoon belangrijk, want als we nu iets eten, maar over een paar uur of zelfs pas een dag later energie nodig hebben om bijvoorbeeld een sprintje te trekken voor de bus, dan moeten we niet ineens zonder brandstof zitten. Vet is dus een belangrijke reservestof. We slaan vet op als energiereserve voor later, en het dient dus als energieopslag. Alleen, we als we teveel vet opslaan, dan worden we dik, en dat is ongezond. 
  3. Naast brandstof of reservestof kunnen vetten ook functioneren als bouwstof. Er zijn namelijk vetten die we fosfolipide noemen, die de belangrijkste bouwstenen vormen van celmembranen. Handig om te onthouden is dat lipide staat voor vet. Een fosfolipide is dus een vet met een fosforgroep. En deze zijn dus de belangrijkste bouwstenen voor celmembranen. 


Opbouw van vetten

Vetten zijn esters opgebouwd uit één glycerolmolecuul met daaraan drie vetzuren. 

We hebben dus in het midden een glycerolmolecuul, met drie alcoholgroepen aan de uiteinden. Daarnaast hebben we ook drie vetzuren. Deze delen bestaan dus uit een lange vetzuur-keten. Zo’n vetzuur-keten is eigenlijk gewoon een lange reeks koolstof-atomen met waterstof-atomen eraan en aan één uiteinde een zuurgroep, dus -COOH. Dus, we hebben een glycerolmolecuul en drie van die lange vetzuur-ketens. Vervolgens zijn deze groepen met elkaar veresterd bij de alcoholgroepen van het glycerolmolecuul en de zuurgroepen van de vetzuren. 

Een ester wordt gevormd doordat de -OH van het zuur reageert met een Htje van de OH van alcohol. Bij elkaar wordt dat dan een los H2O-molecuul, en de ester zit nu aan elkaar verbonden bij de O van de alcoholgroep. Dit gebeurt dus aan alle drie de alcoholgroepen van het glycerolmolecuul met elk een zuurgroep van een vetzuur. 


Bij onze spijsvertering vindt hydrolyse van vetten plaats om deze bouwstenen, glycerol en vetzuren dus, te kunnen scheiden en later te gebruiken. Hydrolyse van deze vetten, is dus het omgekeerde process als veresteren, want in dit geval worden de vetzuren gescheiden van het glycerolmolecuul door middel van water. 


Essentiële en niet-essentiële vetzuren

Deze vetzuren die worden gescheiden bij de hydrolyse kunnen we indelen in twee groepen, net zoals we dat ook hebben gedaan bij aminozuren. Namelijk; essentiële vetzuren en niet-essentiële vetzuren. Net zoals bij aminozuren maken we dit onderscheid gebaseerd op of we ze in ons lichaam kunnen maken, of niet.

  • Als het essentieel is dat we ze uit voeding halen, en ze dus niet zelf kunnen maken, dan noemen we ze essentieel. 
  • Als het niet essentieel is dat we ze uit voeding halen, en ze dus ook zelf kunnen maken, dan noemen we ze niet-essentieel. Dus, essentiele vetzuren alleen uit voedsel, en niet-essentiele vetzuren kunnen we ook zelf maken. 


Verzadigde en onverzadigde vetzuren

Ook kunnen we het nog een onderscheid maken tussen verzadigde vetzuren en onverzadigde vetzuren. Dit kunnen we ook mooi terugvinden in BINAS tabel 67G.

  • Bij verzadigde vetzuren zitten in de lange koolstofketen van het vetzuur alleen maar enkele bindingen. Deze verzadigde vetzuren, met dus alleen maar enkele bindingen, komen voornamelijk voor in dierlijke vetten. Verzadigde vetten, die we dus halen uit dierlijke bronnen, zijn ongezonde vetten.
  • Daarnaast hebben we dus onverzadigde vetzuren. Hierbij zitten in de lange koolstofketen van het vetzuur ook één of meerdere dubbele bindingen. Bij één dubbele binding spreken we van een enkelvoudig onverzadigd vetzuur zoals je er hier een van ziet, en bij meerdere dubbele bindingen spreken we van een meervoudig onverzadigd vetzuur. Onverzadigde vetzuren vinden we voornamelijk in plantaardige vetten. Dit zijn gezonde vetten, aangezien de dubbele bindingen in de verzadigde vetzuren makkelijk opengebroken kunnen worden. 


Vetten kunnen vloeibaar of in vaste vorm zijn bij kamertemperatuur, afhankelijk van hun vetzuursamenstelling. Als vetten vloeibaar zijn bij kamertemperatuur, dan noemen we het een olie. Dit is meestal het geval bij onverzadigde, en dus doorgaans plantaardige, vetten. Als het in vaste vorm is bij kamertemperatuur, dan noemen we het gewoon een vet. Dit is meestal het geval bij verzadigde, en dus doorgaans dierlijke, vetten. 


Vetten kunnen dus functioneren als brandstof, reservestof en bouwstof. We hebben verder gezien dat vetten bestaan uit een ester opgebouwd uit glycerol en drie vetzuren, en dat die door hydrolyse van elkaar gescheiden kunnen worden. Vervolgens hebben we het onderscheid besproken tussen essentiële en niet-essentiële vetzuren, en het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetten.