Deze video voor biologie geeft uitleg over de verschillende lymfocyten, en hun functies in het afweersysteem. Denk hierbij aan, B-lymfocyten, T-lymfocyten, T-helpercellen, cytotoxische T-cellen, T- geheugencellen en plasmacellen.
4. Specifieke afweer

Lichaamsvreemde stof of cel die zorgt voor de vorming van antistoffen.
Nadat een macrofaag een ziekteverwekker heeft opgenomen door fagocytose, presenteert het stukjes van de antigenen op het celmembraan. Dit is een "antigeen presenterende cel".
Plasma-eiwit (= immunoglobuline) die antigenen bindt.
Type lymfocyt, die o.a. in het beenmerg geproduceerd wordt. Een B-lymfocyt produceert antistoffen.
Tc-cel, type lymfocyt die besmette lichaamscellen "lek prikt" en afbrekende enzymen toedient om een geïnfecteerde cel te vernietigen.
Insluiten en verteren van ziekteverwekkers door fagocyten (macrofagen en granulocyten).
Een geheugencel is een bepaalde lymfocyt, die bij herhaalde infecties hetzelfde antigeen herkent en een snelle afweerreactie mogelijk maakt.
Het immuun worden voor een bepaalde ziekte, men is gedurende een bepaalde tijd niet meer vatbaar is voor een bepaalde ziekte.
Weerstand tegen een bepaalde ziekte. De immuniteit kan actief of passief verworven zijn.
Grote witte bloedcel, die fagocyteert.
Ziekteverwekkers.
Afweer gericht tegen 1 type ziekteverwekker.
Vetachtige stof die wordt afgegeven door de talgkliertjes die het haar en de hoornlaag soepel houden.
Type witte bloedcel die B-lymfocyten en T-lymfocyten kan activeren tijdens de specifieke afweer.
Witte bloedcel die in de thymus uit voorlopercellen ontwikkelt. Een T-lymfocyten is betrokken bij afweerreacties.
Een te vroeg geboren baby met ernstige ademhalingsproblemen wordt behandeld met behulp van een mechanisch beademingsapparaat. De klassieke manier van beademen is dat de longen worden volgepompt en weer leeggezogen. Bij het leegzuigen kunnen longblaasjes dichtklappen. Ook bij het volpompen kan er schade ontstaan aan de tere longblaasjes.
Bij alle behandelingen moet zo steriel mogelijk gewerkt worden, omdat ook het immuunsysteem van een vroeggeboren baby nog niet goed ontwikkeld is. De vroeggeborene bezit minder monocyten (voorlopers van macrofagen) dan een voldragen baby.
Leg uit dat als gevolg hiervan zowel de aspecifieke als de specifieke afweer minder goed is dan die van een voldragen baby.
Uit het antwoord moet blijken dat:
- de aspecifieke afweer minder goed is doordat er minder macrofagen zijn (die ziekteverwekkers opruimen);
- de specifieke afweer minder goed is doordat minder macrofagen ook minder antigenen kunnen presenteren (aan Th-cellen) / doordat er (minder cytokinen zijn en dus) minder activatie is van T- en B-cellen.