Deze online kennisclip voor biologie geeft uitleg over de verschillende vormen van immuniteit.
5. Overzicht immuniteit
Lichaamsvreemde stof of cel die zorgt voor de vorming van antistoffen.
Nadat een macrofaag een ziekteverwekker heeft opgenomen door fagocytose, presenteert het stukjes van de antigenen op het celmembraan. Dit is een "antigeen presenterende cel".
Plasma-eiwit (= immunoglobuline) die antigenen bindt.
Type lymfocyt, die o.a. in het beenmerg geproduceerd wordt. Een B-lymfocyt produceert antistoffen.
Een geheugencel is een bepaalde lymfocyt, die bij herhaalde infecties hetzelfde antigeen herkent en een snelle afweerreactie mogelijk maakt.
Het immuun worden voor een bepaalde ziekte, men is gedurende een bepaalde tijd niet meer vatbaar is voor een bepaalde ziekte.
Weerstand tegen een bepaalde ziekte. De immuniteit kan actief of passief verworven zijn.
Bepaald type witte bloedcellen. Lymfocyten hebben een grote kern. (zijn diverse soorten lymfocyten).
Rijpe B-lymfocyt die antistoffen produceert.
Grote witte bloedcel, die fagocyteert.
Kenmerkend antigeen van rode bloedcellen. (Bloed met dit antigeen wordt resuspositief genoemd, bloed zonder dit antigeen wordt resusnegatief genoemd).
Afweer gericht tegen 1 type ziekteverwekker.
Type witte bloedcel die B-lymfocyten en T-lymfocyten kan activeren tijdens de specifieke afweer.
Witte bloedcel die in de thymus uit voorlopercellen ontwikkelt. Een T-lymfocyten is betrokken bij afweerreacties.