Biologie

2. Kringlopen

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen Examenvragen

Een kringloop is een proces waarbij verschillende stadia en situaties elkaar opvolgen, waarbij het eindstadium hetzelfde is als het begin stadium. In deze video met uitleg voor biologie leer je alles over kringlopen.

Aminozuur

Organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor synthese van eiwitten.

Anorganische stoffen

Stoffen die zowel in de levenloze natuur als in organismen voorkomen.

Broeikasgas

Gassen die door hun aardopwarmingsvermogen in de atmosfeer bijdragen aan het verhogen en in stand houden van de evenwichtstemperatuur van de aarde (= broeikaseffect).

Eutrofiëring

Sterke toename van de hoeveelheid mineralen (o.a. fosfaat en nitraat) in oppervlaktewater, waardoor voedselrijk water ontstaat.

Fotosynthese

Het proces waarbij water en koolstofdioxide door het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose.

Koolstofkringloop

Cyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen.

Kunstmest

Dit bestaat vooral uit stikstofhoudende mineralen en fosfaat.

Nitraat

De anorganische stof NO3-

Nitraatbacteriën

Zetten nitrietionen (NO2-) om in nitraationen (NO3-)

Stikstoffixatie

Het binden van stikstof.

Stikstofbindende bacterie

Zet gasvormig stikstof om in ammoniak.

Stikstofassimilatie

Uit nitraationen en glucose worden stikstofhoudende organische verbindingen opgebouwd zoals eiwitten.

In een gebied met grote aantallen muizen komen meer stikstofverbindingen in het oppervlaktewater terecht. In sommige gebieden met muizenschade was de concentratie stikstof in de sloten met 70% toegenomen. Er worden drie uitspraken gedaan om dit te verklaren:

1. Veldmuizen bevorderen door hun gegraaf de ammonificatie en nitrificatie;

2. Veldmuizen verspreiden poep en urine met daarin stikstof-verbindingen;

3. Veldmuizen tasten het gras aan waardoor het minder nitraat opneemt.

Welke van deze uitspraken geeft of geven een juiste verklaring? Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf erachter of de betreffende verklaring wel of niet juist kan zijn.

A1: Eiwitsynthese

A2: Stofwisseling van de cel

A3: Stofwisseling van het organisme

A4: Zelfregulatie van het organisme

A5: Afweer van het organisme

A6: Regulatie van ecosystemen