Biologie

2. Leefgemeenschappen en populaties

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen Examenvragen

Deze uitlegvideo voor biologie gaat over de dynamiek en evenwichten binnen leefgemeenschappen. Hierin wordt alles uitgelegd over het groeien, krimpen en in evenwicht houden van populaties. Verder worden de verschillende soorten en hun habitat en niche besproken en krijg je antwoord op de vraag; ‘Wat gebeurt er als een populatie te groot wordt?’.

Draagkracht

De maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan dragen OF de maximale beïnvloeding van een ecosysteem door invloeden van buitenaf waarbij een ecosysteem zich nog kan handhaven.

Ecosysteem

Begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen.

Geboortecijfer

Het aantal levendgeborenen in een land per duizend inwoners per jaar.

Habitat

Woonplaats van een organisme.

Populatie

Groep individuen in een bepaald gebied van dezelfde soort die zich onderling voortplanten.

Populatiedichtheid

Het gemiddeld aantal individuen per oppervlakte-eenheid.

Sterftecijfer

Het aantal sterfgevallen in een land per duizend inwoners per jaar.

Accumulatie

Ophoping die vaak wordt gebruikt voor een schadelijke stof in voedselketens

Ammonificatie

Omzetten van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen

Koolstofkringloop

Cyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen

Moderne tomatenteelt bedrijven maken gebruik van complexe regelsystemen die alle factoren voor de plantengroei optimaal houden. Wat optimaal is, wordt bepaald door wetenschappelijk onderzoek en de praktijkervaring van telers. Een teler probeert in zijn kassen de productie van tomaten zo hoog mogelijk te maken door onder meer de temperatuur en de CO2- concentratie te reguleren. In een gesloten kas kan de CO2-concentratie dalen en daarmee de productie. Door in de zomer te ventileren wordt het niet te warm en blijft het CO2-gehalte op peil. ln de winter wordt aardgas verstookt voor verwarming en het daarbij gevormde CO2 naar de kas geleid.

 

ln de experimenteer kassen blijkt een verhoging van de CO2-dosering boven de 1000 ppm nauwelijks te leiden tot een verdere verhoging van de opbrengst aan tomaten.

  • Noteer twee andere abiotische factoren die dan beperkend kunnen zijn voor de opbrengst van de planten.
  • Beschrijf hoe een onderzoeker die beschikt over een aantal experimenteer kassen kan onderzoeken welke van de twee genoteerde factoren beperkend is.
B1: Zelforganisatie van cellen

B2: Zelforganisatie van ecosystemen