6. Bevalling

Een vrouwelijk geslachtsorgaan, waarin een bevrucht eitje zich kan nestelen en kan uitgroeien tot een kind

De geboorte van een mens, via het geboortekanaal of via een keizersnede

Een onvoldragen (en ongeboren) wezen. Men noemt een embryo een foetus vanaf de tweede maand van de zwangerschap

Een benaming voor de placenta en de vruchtvliezen die door de baarmoeder na de geboorte worden afgestoten

Een streng die het embryo verbindt aan de placenta van de moeder

Een stadium van de bevalling waarbij de baarmoedermond zich wijder opent voor de geboorte. Ook de breken de vruchtvliezen in dit stadium

Een orgaan dat is ontstaan uit de buitenkant van het embryo blaasje en het baarmoederslijmvlies en zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind

Andere benaming voor de bevalling

Vliezen die het vruchtwater vasthouden in de baarmoeder om de foetus of het embryo te beschermen

Regelmatige samentrekkingen van de baarmoeder om de baby uit te drijven. Weeën zijn vaak erg pijnlijk