Externe effecten
Dit zijn (positieve of negatieve) onbedoelde bijwerkingen van consumptie of productie die de welvaart van een ander kunnen beïnvloeden
Inflatie
De waardevermindering van geld, bijvoorbeeld door stijgende prijzen (je kunt minder kopen met dezelfde hoeveelheid geld) of door het bijdrukken van geld (hoe meer geld er in omloop is, hoe minder het waard wordt; schaarste creëert waarde!).
Investeren
In brede zin wordt hiermee geld uitgeven met het doel om op lange termijn iets te bereiken bedoeld. In het bedrijfsleven hebben we het bij investeren vaak over het aanschaffen van kapitaalgoederen
Rente
De vergoeding die men ontvangt voor spaargeld en betaald voor leengeld
Risicopremie
Een premie bovenop het rendement van het risicoloze alternatief (een extra vergoeding voor het doen van risicovolle investeringen)
Staatsobligatie
Een lening (verhandelbaar schuldbewijs) van particulieren of bedrijven aan de overheid die wordt aangegaan om geld uit de markt te halen en daarmee het financieringstekort te dekken
Externe effecten
Dit zijn (positieve of negatieve) onbedoelde bijwerkingen van consumptie of productie die de welvaart van een ander kunnen beïnvloeden.
Beleggen
Het voor kortere of langere tijd vastleggen van geld in iets met het doel winst maken.
Kapitaalmarkt
Hier worden 'effecten' verhandeld. Dit zijn documenten met een verwachte waarde.
Bedrijfsobligatie
Een bewijs van schuld van lening aan een onderneming.
Rendement
De stijging of daling van de waarde van een belegging.