Economie

2. Structuurbeleid - Kapitaal en Arbeid

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

In deze uitlegvideo gaan we het hebben over beleid van de overheid dat de structurele groei van een economie kan beïnvloeden. We kijken dan in het specifiek naar structuurbeleid dat de hoeveelheid van kapitaal en arbeid kan vergroten. 

Productiefunctie

Geeft het verband tussen de hoogte van de productie en de ingezetten productiefactoren

Conjuncturele groei

Economische groei die veroorzaakt wordt door de vraagkant van de economie (bestedingen)

Bestedingen

De aankopen in een land van consumenten, investeerders, overheid en buitenland

Productiecapaciteit

De maximale productie in een bepaalde periode

Structurele groei

Economische groei die veroorzaakt wordt door de aanbodkant van de economie (productiecapaciteit)

Potentiële productie

De maximale productie die met een normale inzet van de beschikbare productiefactoren behaald zou kunnen worden

Factorproductiviteit

Geeft aan hoe productief arbeid en kapitaal ingezet kunnen worden om toegevoegde waarde te creëren

Wig op de arbeidsmarkt

Het verschil tussen de loonkosten en de nettoloon (bestaande uit de werkgeverswig en werknemerswig)

Brutoloon

Het loon van een werknemer vóór belastingen

Nettoloon

Het loon van een werknemer na belastingen

Structuurbeleid

Beleid van de overheid met het doel om de structurele groei in een economie te stimuleren

Conjunctuurbeleid

Beleid van de overheid met het doel om de conjuncturele groei in een economie te stimuleren

E1: Macro economische kringloop

E2: Structurele groei

E3: Inkomen, welvaart en welzijn

E4: Ongelijkheid en herverdeling

E5: Arbeidsmarkt en werkloosheid

Samenvatting voor economie - Structuurbeleid: kapitaal en arbeid


Productiefunctie

We weten ondertussen dat de structurele groei van een economie wordt bepaald door de aanbodkant, waarbij een aantal productiefactoren van belang zijn, die we in een productiefunctie kunnen weergeven:

Y*= A∙f(K,L)


Daarbij zien we dat de potentiële productie Y* gelijk is aan een functie van de productiefactoren kapitaal K en Arbeid L, wat we vermenigvuldigen met de factorproductiviteit A. 


Conjunctuurbeleid

De overheid kan verschillende dingen doen om de economie te stimuleren. Zo kan het de bestedingen stimuleren door bijvoorbeeld sociale uitkeringen. Door de uitkeringen krijgen mensen namelijk geld, en dat kunnen ze vervolgens besteden. Dit richt zich dus op de vraagkant van de economie en noemen we conjunctuurbeleid. 


Structuurbeleid

Als we kijken naar de aanbodkant, dan spreken we van structureel, groeibevorderend beleid. Het doel hiervan is om de productiecapaciteit in een economie te vergroten door middel van structuurbeleid. Dit beleid richt zich dus op het verhogen van het kapitaal, de arbeid en de factorproductiviteit. 


In deze video gaan we kijken naar het structuurbeleid, wat zich dus richt op het vergroten van de hoeveelheid of de kwaliteit van kapitaal en arbeid, met hogere productiecapaciteit als doel. Het vergroten van de hoeveelheid doen we door het vergroten van kapitaal K en arbeid L. Het vergroten van de kwaliteit doen we door het vergroten van factorproductiviteit A. 


Kapitaal- en arbeid verhogend beleid

Een goed voorbeeld van beleid dat de hoeveelheid kapitaal K en arbeid L verhoogt, is een verlaging van de inkomstenbelasting. Dit komt doordat de wig op de arbeidsmarkt hierdoor daalt. Dat zit als volgt. De wig op de arbeidsmarkt is het verschil tussen wat de werkgever kwijt is aan een werknemer en wat de werknemer op zijn of haar bankrekening krijgt. Dus, het verschil tussen de totale loonkosten van een werkgever en het nettoloon van de werknemer. Daartussen zit namelijk een werkgeverswig en een werknemerswig. 


Lasten bij brutoloon

We beginnen met een brutoloon. Daaroverheen komen nog een aantal lasten voor de werkgever, zoals werknemersverzekeringen en pensioenen. De totale loonkosten zijn dus het brutoloon plus de werkgeverslasten. Over die brutoloon moet de werknemer vervolgens ook weer een deel belasting betalen, zoals loonheffingen en het werknemersdeel van de pensioenen. Het nettoloon is dus het brutoloon min de werknemerslasten. 


Gevolgen hoger nettoloon

Goed, als de overheid de inkomstenbelastingen verlaagt, dan daalt de wig op de arbeidsmarkt dus. Als de werknemerswig daalt, dan zullen de werknemers netto per uur meer ontvangen, omdat ze minder belasting hoeven af te staan. Dit hogere nettoloon stimuleert de werknemers om meer te werken. 


Daardoor zal het aanbod van de arbeid L stijgen, omdat er dus meer mensen willen werken. Dit kan trouwens ook de bestedingen kunnen stimuleren, omdat mensen simpelweg meer te besteden hebben. Naast structuurbeleid zou je dit dus ook kunnen zien als conjunctuurbeleid.


Gevolgen daling werkgeverswig

Als door de inkomstenbelastingen de werkgeverswig daalt, dan hebben de werkgevers juist weer meer geld over, omdat de loonkosten lager zijn geworden. Dit geld kan dan weer gebruikt worden voor investeringen in het kapitaal. Zo kan een verlaging van de inkomstenbelasting dus zorgen voor een grotere hoeveelheid K en L, wat zorgt voor een grotere productiecapaciteit.