In deze video gaan we het hebben over ongelijkheid en herverdeling. Dit zullen we doen door te kijken naar de maatstaven voor inkomen, de maatstaven voor ongelijkheid, belastingen, uitkeringen en toeslagen, en de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid.
1. Ongelijkheid en herverdeling

Verplichte heffingen van de overheid aan inwoners en instellingen
Uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico's als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid
Het inkomen voordat het verminderd/vermeerderd wordt door belastingen of toeslagen
Het inkomen nadat het verminderd/vermeerderd wordt door belastingen of toeslagen
Hiermee wordt in één getal of percentage uitgedrukt hoe groot de inkomensongelijkheid in een land is
Het gebruik van verhoudingen tussen groepen in een land om inkomensverschillen aan te geven
Het tegengaan van inkomensverschillen doormiddel van overheidsbeleid (relatieve inkomensverschillen worden kleiner)
Het groter maken van inkomensverschillen (relatieve inkomensverschillen worden groter)
Het marginale belastingtarief wordt hoger bij een hoger inkomen
Het marginale belastingtarief wordt lager bij een hoger inkomen
Één marginaal belastingtarief (geen nivellering of denivellering)
Belasting die bedrijven betalen over hun winst
De regering van een land is bezorgd over de daling van de netto participatiegraad, dat wil zeggen het aandeel werkzame mensen in de potentiële beroepsbevolking (alle mensen tussen 18 en 66 jaar). Voor mensen met een lage opleiding is de netto participatiegraad gedurende de laatste jaren afgenomen van 52% naar 45%. Volgens de regering is deze daling vooral te wijten aan de zogeheten ‘armoedeval’: als laagopgeleide mensen vanuit een uitkeringssituatie in loondienst komen gaat hun netto jaarinkomen er bijna niet op vooruit.
De regering wil (het accepteren van) betaald werk voor met name laagopgeleide mensen financieel aantrekkelijker maken. Daarnaast stelt de regering zich ten doel om de verdeling van de netto inkomens minder scheef te maken.
Tabel 1 geeft de tarieven voor de inkomstenbelasting in 2016. Belasting wordt geheven over zowel arbeidsinkomen als inkomen uit uitkeringen.
Tabel 1:
De regering overweegt voor 2017 een van onderstaande aanpassingen aan te brengen in de inkomstenbelasting:
- de introductie van een algemene heffingskorting van 1.000 euro per jaar voor iedere belastingplichtige, of
- de introductie van een arbeidskorting van 1.000 euro per jaar voor iedereen met een betaalde baan.
Geef aan bij welke van beide aanpassingen er het minst sprake is van nivellering van de netto inkomens. Licht het antwoord toe.
Aanpassing 2.
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
- Bij beide aanpassingen is een zelfde bedrag voor mensen met een lager (bruto) jaarinkomen relatief hoger dan voor degenen met een hoger (bruto) jaarinkomen, waardoor de netto inkomensverdeling minder scheef wordt.
- Bij aanpassing 2 zal echter de afstand tussen de netto inkomens van mensen met een uitkering en mensen met een arbeidsinkomen groter worden. (Hier kan dus gesproken worden van denivellering.)