Economie

2. Monetair beleid

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen Examenvragen

Deze video gaat over het monetair beleid van de Europese Centrale Bank. Hierbij kijken we naar het effect van een rente verhoging of verlaging.

Monetair beleid

Heeft betrekking op de beslissingen die centrale banken nemen om de prijs en de beschikbaarheid van geld in een economie te beïnvloeden

Hoogconjunctuur

Een periode waar het goed gaat met de economie (hoge productie, veel bestedingen, lage werkloosheid)

Laagconjunctuur

Een periode waar het slecht gaat met de economie (lage productie, weinig bestedingen, hoge werkloosheid)

In 2016 ontstaat er discussie over de gevolgen van de muntunie voor de landen van de eurozone. De Economische en Monetaire Unie (EMU) is opgericht in de verwachting dat een gemeenschappelijke munt zou leiden tot verkleining van de verschillen in groeitempo van de deelnemende economieën. De econoom Joseph Stiglitz stelt daarentegen dat de muntunie en de afspraken binnen de EMU juist leiden tot vergroting van de ongelijkheid tussen de landen. Figuur 1 laat zien dat in de periode 2007-2015 het reële bruto binnenlands product (bbp) in Nederland en Duitsland (‘het Noorden’) is gegroeid, en in Griekenland, Portugal en Spanje (‘het Zuiden’) is gedaald.


Figuur 1:


Een journalist vat de analyse van Stiglitz samen: Voor de invoering van de euro kende het Zuiden gemiddeld genomen een lagere groei van de arbeidsproductiviteit dan het Noorden, met als gevolg een verslechtering van de concurrentiepositie van het Zuiden. Dit effect kon op korte termijn worden verminderd door een aantal aanpassingsmechanismen. Na invoering van de euro zijn deze niet meer beschikbaar:

  • Er is geen onderlinge wisselkoers meer, zodat aanpassing van de wisselkoers niet meer mogelijk is.
  • Door het gezamenlijk rentebeleid is het voor landen niet meer mogelijk om een eigen rentebeleid te voeren.
  • Door het Groei- en Stabiliteitspact is het nog maar beperkt mogelijk om begrotingsbeleid te voeren.


De journalist licht verder toe:

Het Groei- en Stabiliteitspact houdt in dat de speelruimte voor het begrotingsbeleid van de lidstaten wordt beperkt doordat het overheidstekort maximaal 3% van het bbp mag bedragen. Dat betekent dat landen met een krimpend bbp nauwelijks maatregelen kunnen nemen om de ontwikkeling van de conjunctuur of van de structuur te stimuleren.

Lidstaten hebben hun rentebeleid uit handen gegeven aan de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB moet daarbij rekening houden met een belangentegenstelling tussen lidstaten met een sterke groei van het bbp en lidstaten die te maken hebben met een krimpend reëel bbp.


Leg uit dat als de ECB het rentebeleid vooral richt op het belang van het Noorden met een relatief hoge inflatie en sterke groei, dit kan leiden tot een nog sterkere daling van de groeipercentages in het Zuiden.

F1: Conjunctuur

F2:Begrotingsbeleid

F3. Monetair beleid en de centrale bank

F4. Conjunctuuranalyse aan de hand van IS-MG-GA-model