Economie

Examenopgave 2014 (1), opgave 4

Gegeven door:
Niels van der Vliet
Beschrijving Begrippen
Deze video behandelt de vierde opgave van het vwo eindexamen economie van 2014 (tijdvak 1). De vragen 15 t/m 19 gaan over prijsverlaging.
Dominante strategie

Dit is een strategie waarbij een speler voor een bepaalde actie kiest die altijd de beste uitkomst heeft (of minimaal een net zo goede uitkomst als een andere actie), ongeacht welke actie de andere speler kiest 

Gevangenendilemma

Dit is een spelvorm waarbij twee spelers ieder kunnen kiezen voor twee strategieën. Kenmerkend voor het gevangenendilemma is dat er een Nash-evenwicht ontstaat dat niet ideaal is omdat het niet mogelijk is om samen te werken

Markt

In de economie spreken we meestal van een markt als we het hebben over een afgebakend gebied waarin aangeboden en gevraagde hoeveelheden van een bepaald product verhandeld worden, waarbij een prijs ontstaat

Nash-evenwicht

Er is sprake van een Nash-evenwicht wanneer geen enkele speler zijn opbrengsten kan verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken

Omzet

De totale waarde van de verkopen in een bepaalde periode. De omzet wordt berekend door de prijs te vermenigvuldigen met de afzet (omzet = prijs x afzet)

Prijselasticiteit (van de vraag)

De mate waarin de vraag verandert bij een verandering in de prijs

Speltheorie

Een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende besluitnemers te analyseren en zo de uitkomst te voorspellen

Zelfbinding

Een partij wijkt vrijwillig af van zijn dominante strategie. De partij bindt zich dus vrijwillig aan een bepaalde keuze

Prijzenslag

Ook wel een 'prijzenoorlog' genoemd. Dit is een meestal kortdurende concurrentiestrijd met sterke prijsverlagingen.

Statisch spel

In de speltheorie wordt er onderscheid gemaakt tussen een statisch spel en een dynamisch spel. Het statische spel wordt één keer gespeeld. We gaan er vaak vanuit dat spelers tegelijkertijd / simultaan beslissen.

H1. Examenopgaven 2012 tijdvak 1 EC

H2. Examenopgaven 2014 (1) EC