Geschiedenis

13. De verlichting

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Leer met behulp van deze samenvatting voor geschiedenis vwo alles over kenmerk 27 en 28: de verlichting. Je leert hier onder andere over het ontstaan van de verlichting, belangrijke personen tijdens deze periode, de tegenstand op de verlichting en het verlicht absolutisme. Je kunt deze uitleg goed gebruiken als voorbereiding op toetsen, schoolexamens en natuurlijk het eindexamen geschiedenis.

Verlichting

Een stroming die ontstond in de 18e eeuw, waar vrij en kritisch denken centraal stond en dit als uitgangspunt genomen werd.

Soevereiniteit

De bevoegdheid van een staat om zelf zijn eigen rechtsorde en bestuursvorm in te stellen.

Verlicht absolutisme

Een vorm van absolutisme waarbij een vorst hervormingen in de geest van de Verlichting doorzet. De focus ligt op het nut voor het volk, maar het volk had zelf nog geen invloed.

Revolutie

Een plotselinge omwenteling in politieke machtsverhoudingen die ingrijpende veranderingen in een samenleving veroorzaken.

Trias politica

De scheiding van politieke machten in drie onderdelen: de wetgevende macht, uitvoerende macht en de rechterlijke macht.

Slavenhandel

De handel in mensen om daarmee financieel voordeel te behalen.

Abolitionisme

De term voor het streven naar het afschaffen van de slavernij.

Grondwet

Een wet waarin beschreven staat hoe het land bestuurd wordt en welke rechten het volk heeft. Dit is de belangrijkste Nederlandse wet.

Grondrecht

Een principieel en fundamenteel recht dat voor iedereen geldt en niet mag worden afgenomen.

Staten Generaal

Een statenbond van zeven gewesten, wat de hoogste bestuurlijke instelling werd.

Empirisme

Een opvatting binnen de kennistheorie die stelt dat zintuiglijke waarneming de enige bron van alle kennis is.

1. Jagers en verzamelaars

2. Grieken en Romeinen

3. Christendom en Islam

4. Steden en Staten

5. Ontdekkers en Hervormers

6. Regenten en Vorsten

7. Pruiken en Revoluties

8. Burgers en Stoommachines

9. Tijd van wereldoorlogen

A.10 Tijd van televisie en computers

Wat is de verlichting?

In de zeventiende eeuw kwamen er nieuwe ontdekkingen en manieren van denken op, die doorvloeiden naar de achttiende eeuw. De nieuwe manier van denken noemen we de verlichting. Het was een periode waarin tradities en bijgeloof plaats maakten voor verstand en rede. Het rationeel denken stond centraal.


Empirisme en rationalisme

Bij het ontstaan van de verlichting speelden het empirisme – het idee dat iets pas waar was als je het zelf zintuiglijk kon waarnemen – en het rationalisme een grote rol. Waar de rolverdeling in de maatschappij eerder draaide om afkomst, werd er nu gekeken naar wat je kon bijdragen aan de samenleving. Het moest gebaseerd zijn op rede, in plaats van op erfelijke rechten of religieuze oriëntatie. De verlichting draaide om tolerantie, vrijheid en gelijkheid.


Wie speelden een grote rol in de verlichting?

Er waren verschillende mensen die grote invloed hadden op de samenleving. De eerste die we bespreken is Voltaire, die een grote rol speelde als het ging om godsdienst. Voltaire vond dat God een verzinsel was en dacht dat de mens best zonder God of bijbel een verschil kon maken tussen goed en kwaad. Het was niet zo dat hij het geloof helemaal wilde afschaffen of verbieden; Voltaire vond dat iedereen recht had op zijn eigen geloof of bijgeloof.


Als het gaat om politieke veranderingen moeten we kijken naar Montesquieu. Hij vond dat er een scheiding der machten moest komen: een zogeheten ‘trias-politica’. Dit zou moeten bestaan uit een wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Deze denkwijze was heel anders dan het absolutisme en de strategieën van absolute vorsten, wat men daarvoor gewend was.


Wat economie betreft was Adam Smith een belangrijk persoon. Hij kwam met principes voor een vrije markt: vraag en aanbod. Zijn denkwijze was dat de mens altijd naar een zo gunstig mogelijke economische situatie streefde. Volgens Smith zou de welvaart veel groter zijn als de overheid zich zo min mogelijk zou bemoeien met de economie.


Veranderingen in de standenmaatschappij

In de tijden voor de verlichting leefde men in een standenmaatschappij. Er waren drie standen: de adel, de geestelijkheid en het gewone volk. De derde stand had het zwaar, doordat zij hoge belastingen moesten betalen en weinig tot geen hulp kregen als dat nodig was. Zij wilden dus verandering. Tijdens de verlichting werden er oplossingen bedacht. Zo kreeg de derde stand bijvoorbeeld ook stemrecht. De eerste en tweede stand waren daar niet erg blij mee.


Welke tegenstand was er op de verlichting?

Het ancien regime – oud stelsel/systeem – wilde de macht behouden. Ancien regime was ook de benaming van een periode van 1450 tot de Franse revolutie in 1789. Ze probeerden dit voor elkaar te krijgen door het bestuur op een verlichte wijze vorm te geven. Dit kreeg de naam ‘verlicht absolutisme’. Het ancien regime probeerde de verlichte ideeën de kop in te drukken, maar daar kwam het hoog opgeleide deel van de derde stand tegen in opstand. Er werden steeds meer ideeën gepubliceerd over soevereiniteit, wat gaat over de relatie tussen de vorst en de onderdaan oftewel de staat en de burger. Dit had veel invloed op denkwijze van de derde stand.


Vorsten en de verlichting

Een aantal vorsten was bereid om een paar verlichte ideeën door te voeren, waarmee ze probeerden om hun eigen macht nog te bewaken. Hun lijfspreuk was: alles voor het volk en niets door het volk. Er was wel meer vrijheid en ruimte voor het volk in vergelijking tot het absolutisme, maar de burgers hadden nog steeds geen inspraak en konden de vorsten ook niet tegenspreken.


De meeste vorsten hielden de verspreiding van verlichte ideeën helemaal tegen. Zij wilden het volk in bedwang kunnen houden, terwijl één van de verlichte ideeën juist was dat het volk in opstand mocht komen als de vorst de vrijheid en/of gelijkheid in gevaar bracht. Een voorbeeld van verlicht absolutisme kunnen we laten zien aan de hand van de vorst van Pruisen – Frederik de Grote. Hij schafte censuur af, zorgde voor vrijheid van meningsuiting, godsdienstige verdraagzaamheid en onafhankelijke rechters. Dit was een hele vooruitgang. Helaas voerde hij ook talloze oorlogen, wat dan weer helemaal niet goed was voor het volk.