Met behulp van de uitleg op deze geschiedenis pagina leer je alles over kenmerk 40, 41, 42, 43 en 44: totalitaire ideologieën en de twee wereldoorlogen. We bespreken de inzet van propaganda, de tweefronten-oorlog, het begin van de Tweede Wereldoorlog, de Jodenvervolging en de Duitse bezetting van Nederland. Je kunt deze uitleg gebruiken om te leren voor toetsen, examens en SE’s.
18. Totalitaire ideologieën en de twee Wereldoorlogen (Kenmerk 40 t/m 44)

Een politieke ideologie waarbij de voorliefde voor het eigen land en het eigen volk centraal staat, net als het streven naar nationale zelfstandigheid
Een voorliefde voor militair vertoon en een voorkeur voor een grote invloed van het leger op de samenleving.
De benaming voor de Midden- en Zuid-Europese landen die in de Eerste Wereldoorlog streden tegen de Entente. De landen die tot de Centrale mogendheden behoorden zijn: het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Bulgarije.
De benaming voor een aantal losse bondgenootschappen in de 20e eeuw. Dit zijn voornamelijk landen die in de Eerste Wereldoorlog tegenover de Centrale mogendheden stonden.
Een in 1907 gevormde alliantie tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Nederland, de Derde Franse Republiek en het Keizerrijk Rusland.
Een groep landen die samen vocht tegen Duitsland, Italië en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het streven van een staat om macht te kunnen uitoefenen buiten de eigen grenzen door andere gebieden te veroveren.
Wapens die bedoeld zijn om in één keer vele mensen te doden.
Een benaming voor het Duitse gebruik van onderzeeërs tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Hierbij brachten zij een groot aantal schepen tot zinken.
Een volksopstand in Rusland (1917), waarbij communisten de macht overnamen van de Tsaar.
De politieke benaming voor Duitsland tussen 1918 en 1933. Het land was toen voor het eerst een democratie.
Een periode tussen twee oorlogen. Deze aanduiding wordt vooral gebruikt voor de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Een plotselinge instorting van een aandelenbeurs.
Afkorting van Partai Nasional Indonesia. Een nationalistische partij in Indonesië, die als eerste streefde naar een onafhankelijk Indonesië.
Een politieke ideologie die streeft naar een maatschappij waarin productiemiddelen en goederen gemeenschappelijk bezit zijn.
Een politieke ideologie die streeft naar een autoritair bestuurde samenleving. De stroming wordt gekenmerkt door Nationalisme, Militarisme en de verwerping van de democratie.
Een aan fascisme verwante ideologie die in Duitsland ontstond na de Eerste Wereldoorlog.
Ideeën of beweringen verspreiden in een vooraf bepaald kader, met als doel om meningen en opvattingen te beïnvloeden.
Het opzettelijk en stelselmatig proberen om een groep mensen van een bepaald ras, nationaliteit, godsdienst of etniciteit uit te roeien.
Discriminatie op grond van etnische afkomst of huidskleur; de opvatting dat het ene ras beter is dan het andere
Rassenwetten die op 15 september 1935 in Duitsland werden ingevoerd. Deze 3 wetten kwamen voort uit de nazi-ideologie en regelden onder andere het burgerschap, de bescherming van Duits bloed en de Duitse eer en de bescherming van genetische gezondheid.
De Slag om Stalingrad was een veldslag tussen Rusland en Duitsland. In februari 1943 werd het Duitse leger bij Stalingrad verslagen.
Aanhangers van het nationaalsocialisme.
Een verdrag tussen Duitsland en de Geallieerden, waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd. Het verdrag werd op 28 juni 1919 getekend in het kasteel van Versailles.
Gebruik bron 11.
De les van de leraar sluit aan bij de op dat moment pas ingevoerde Duitse wetgeving.
Leg dit uit.
Bron 11:
Tussen 1930 en 1938 houdt de Duits-joodse journaliste Bella Fromm notities bij van haar leven in Berlijn. In 1938 vluchtte zij naar Amerika waar zij in 1943 een boek uitgeeft in de vorm van haar dagboek met als titel Bloed en Banketten. Hierin schrijft ze:
20 oktober 1935
Ik heb vandaag gegeten met mijn oude vrienden Lise en Otto Kapp. Omdat ze zelf geen kinderen hebben, geven ze veel aandacht aan de dochtertjes van Lise's broer. Inge en Lolo, de twee meisjes, zaten bij ons aan tafel. Inge bekeek me aandachtig en zei: “Tante Bella, u ziet er niet echt vij...eh...vijandig uit..."
Haar vader, die ook aanwezig was, fronste zijn wenkbrauwen en wilde haar een standje geven. “Neemt u het haar maar niet kwalijk," verdedigde hij haar toch, "ik weet niet wat ze het kind op school leren." Opgelucht en ongeremd vervolgde het meisje: “Ik heb meneer Runge, dat is onze leraar, gezegd dat u niet zo bent, tante Bella. Maar toen zei hij dat wij nog niet begrepen hoe gemeen u eigenlijk bent. Daarna heeft hij ons voorgelezen uit een boek over de joden. Dat ze gemeen zijn, dat ze er als duivels uitzien, dat ze allemaal vermoord moeten worden. Hij zei dat we op een jood moeten spugen als we er een zien. (...) ik doe het niet." zei Inge zachtjes. "lk doe het niet, zelfs al krijg ik er straf voor."
25 oktober 1935
Ilse Kapp kwam langs, bleek en in de war. Zij vertelt:
“De dag na ons gesprek met Inge heeft meneer Runge weer over het joodse vraagstuk gesproken. "Inge," vroeg hij, “zie je in dat alle joden vervloekt en verachtelijk zijn?" "Nee," hield Inge vol. Diezelfde avond heeft de Gestapo (geheime politie) mijn broer meegenomen. We hebben gedaan wat we konden om hem vrij te krijgen. Hij is er met een waarschuwing en enkele afschuwelijke littekens vanaf gekomen."
Kern van een juist antwoord is:
De les van de leraar sluit aan bij de Neurenberger Wetten (waarbij de joden in Duitsland hun rechten verliezen en tweederangs burgers worden) wat blijkt uit de bron omdat de leerlingen moeten leren dat joden een gevaar vormen / veracht moeten worden.