In deze video met uitleg voor geschiedenis gaan we verder met het behandelen van de verlichting en gaan we dieper in op de grondleggers van de verlichting en zijn meest toonaangevende denkers. Grote denkers uit die tijd zoals Montesquieu, Spinoza, Boltaire, Kant, Hobbes en Descartes komen allemaal aan bod!
2. Grote verlichte denkers

Een regeringsvorm waar het staatshoofd alle macht bezit en niet aan wetten gebonden is
Een politieke omwenteling aan het eind van de 18e eeuw, waarbij de Franse monarchie werd afgeschaft en de Eerste Franse Republiek werd opgericht
Een politieke stroming die de vrijheid van burgers centraal stelt. De rol van de staat moet klein zijn zodat de vrijheid van individuen voorop staat
Een filosofische richting die de rede, het denken (en dus niet de zintuiglijke ervaring) beschouwt als de enige bron van ware kennis. Het is de tegenstelling van het empirisme
De scheiding van politieke machten in drie onderdelen: de wetgevende macht, uitvoerende macht en de rechterlijke macht
Een regeringsvorm waarbij burgers zelf direct wetsvoorstellen kunnen indienden en hierover kunnen stemmen
Bestaat (in Nederland) uit rechters en het Openbaar Ministerie. Rechters moeten rechtspreken op basis van wetten, verdragen, gewoonten en jurisprudentie
Bestaat uit de regering en wordt gecontroleerd door het parlement (de Eerste- en Tweede Kamer)
Een intellectuele beweging die ernaar streefde om de mensen te bevrijden van hun onmondigheid
Bestaat uit het parlement (de Eerste- en Tweede Kamer) en de regering
Gebruik bron 6.
Een interpretatie:
Uit dit citaat blijkt dat Voltaire niet tot de radicale stroming in de Verlichting gerekend kan werden.
Leg dit uit met een verwijzing naar de bron.
Bron 6:
De Franse filosoof Voltaire schrijft in 1764:
Ieder mens heeft het recht om er in zijn hart van overtuigd te zijn dat hij volstrekt gelijk is aan de andere mensen; daar volgt niet uit dat de kok van de kardinaal zijn meester opdracht mag geven om het eten voor hem klaar te maken. Maar de kok mag wel zeggen: "Ik ben een mens, net als mijn meester. Ik ben net als hij huilend ter wereld gekomen; hij zal sterven net als ik, (…). Als de Turken zich meester maken van Rome, en ik ben dan kardinaal en mijn meester is kok, dan neem ik hem in dienst." Deze hele gedachtegang is redelijk en juist, maar zolang de Grote Turk Rome nog niet heeft ingenomen, moet de kok zijn plicht doen, want anders valt de hele maatschappij uiteen.
Uit het antwoord moet blijken dat Voltaire vindt dat de kok en kardinaal niet van plaats moeten kunnen ruilen (omdat dit de maatschappij uiteen zou doen vallen), waaruit blijkt dat hij geen voorstander is van de door radicale Verlichters voorgestane omverwerping van de bestaande orde / hij geen voorstander is van (absolute) gelijkheid / hij het christelijk geloof niet verwerpt.