Maatschappijwetenschappen

6. Sociale ongelijkheid; nationaal en internationaal

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen

In deze samenvatting voor maatschappijwetenschappen kijken we naar sociale ongelijkheid binnen- en tussen groepen en de oorzaken en gevolgen van de verschillen tussen maatschappelijke posities. Ook gaan we het hebben over hoe de leden van een groep of maatschappij zich tot elkaar verhouden. We bekijken dit tussen staten en internationaal.

sociale ongelijkheid

De ongelijke verdeling over personen of groepen van zaken die belangrijk worden geacht in de samenleving.

sociale stratificatie

Het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.

maatschappelijke positie

Hoe je je verhoudt tot andere groepen en mensen, heeft vooral te maken met de plek die inneemt in de maatschappij.

sociale mobiliteit

Verandering van sociale positie binnen een sociale structuur.

de maatschappelijke ladder

Indeling van mensen hun maatschappelijke positie, bepaald door macht, inkomen en status.

macht

De invloed die een persoon of groep heeft.

positietoewijzing

De samenleving zorgt ervoor dat elke groep zijn plaats krijgt toegewezen.

positieverwerving

Een persoon verkrijgt een bepaalde maatschappelijke positie door zijn eigen bijdrage.

geopolitiek

Wetenschap over de invloed van aardrijkskundige factoren op politieke vraagstukken.

globalisering

Een toenemend proces van economische, culturele en politieke integratie op mondiaal niveau.

C.1 Nationale en internationale verhoudingen

C.2. Macht en gezag; interne conflicten en samenwerken; en politieke besluitvorming

C.3 Overheidsbeleid in het buitenland

Sociale ongelijkheid

Sociaal betekent maatschappelijk. We kijken bij sociale ongelijkheid dus naar de maatschappelijke ongelijkheid tussen de leden van een samenleving, naar hun positie ten opzichte van de andere leden. Sociologen kijken dan naar verschillen in:

1. Welvaart, wat met inkomen en economische positie te maken heeft;

2. Ontwikkelingskansen, wat met kennisverwerving en opleiding te maken heeft;

3. En in macht, wat met hun politieke invloed op die welvaart en ontwikkeling te maken heeft.


Maatschappelijke positie

Met een maatschappelijke positie probeert men de maatschappij in soorten ongelijke groepen, ofwel sociale lagen, in te delen. Dit heet sociale stratificatie. Een voorbeeld hiervan is de maatschappij indelen in een bovenklasse, een middenklasse en een onderklasse. Mensen of groepen die hoog scoren op het gebied van welvaart, ontwikkelingskansen en politieke invloed zullen in de bovenklasse geplaatst worden, enzovoort. Dat is dan hun maatschappelijke positie.


De groep waarin je geboren bent, zal in de eerste plaats je maatschappelijke positie bepalen. Tenzij je erin slaagt in een andere groep terecht te komen, door studie, hard werken, geld verdienen; wat dan ook. En dan is er sprake van sociale mobiliteit. Je verandert van maatschappelijke positie.


Maatschappelijke ladder

Een andere vorm van het indelen van de maatschappij is de maatschappelijke ladder. Dit is een sociologische indeling van mensen in een samenleving op basis van hun maatschappelijke positie. En die positie op de ladder wordt bepaald door de macht, het inkomen en de status of wel aanzien, zoals die door de andere groepsleden wordt bepaald aan de hand van het beroep dat iemand heeft. Zo staan bovenaan de maatschappelijke ladder beroepen als artsen, advocaten en directeuren, terwijl meer onderaan mensen met beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.


Je maatschappelijke positie wordt bepaald door:

Positietoewijzing: dus door vooral de gezinssituatie waar je uit voorkomt. Dat is een passieve, maatschappelijke oorzaak.

Positieverwerving: bijvoorbeeld door kennisverwerving en opleiding. Dat is een actieve, gekózen oorzaak.


Veranderende internationale verhoudingen

Door de globalisering, door de internationale samenwerking, maar ook afhankelijkheid tussen de staten in de wereld veranderen ook hun verhoudingen. Over de internationale betrekkingen bestaan vele theorieën. De volgende 5 theorieën moet je voor het examen kennen:


1. Marxistische theorieën - economie

Marx ziet de machtsongelijkheid tussen leden van een samenleving gekenmerkt door economische verschillen binnen het kapitalisme tussen eigenaren en niet-eigenaren van de productiemiddelen (dat zijn het geld en de bedrijven binnen de economie). Zo zien de Marxistische theorieën ook de internationale relaties gekenmerkt worden door verschillen tussen bezitters en niet-bezitters in het economisch systeem, en door de machtsverschillen die dat veroorzaakt.


2. Realistische theorieën - eigenbelang

Deze theorieën stammen vooral uit Duitsland in de tijd van de Eerste Wereldoorlog. Ze zijn verwant aan het Duitse begrip 'Realpolitik' en kenmerken zich door een zeker pessimisme. Het is een soort 'ieder voor zich'-opvatting. Staten zijn in internationale verhoudingen vooral uit op eigenbelang, zeggen ze. Het gaat er van uit dat elke staat alleen maar voor zichzelf opkomt, en eventueel bereid is om daar oorlog voor te voeren. Internationale organisaties of overeenkomsten hebben geen zin, tenzij men er uit eigenbelang lid van is: nationaal belang gaat boven alles. Oorlog over economische heerschappij kan slechts voorkomen worden door het creëren van een machtsevenwicht, waarbij geen enkele staat dominant is. Of door juist één supermacht die andere staten dwingt tot samenwerking.


3. Liberale theorieën - afhankelijkheid en samenwerking

Deze zeggen dat internationale verhoudingen worden gekenmerkt door wederzijdse afhankelijkheid van de staten van elkaar. Dus is samenwerking en geen conflicten juist gewenst - als het tenminste bijdraagt aan vrede en welvaart. Internationale verhoudingen worden niet alleen door militaire, maar ook door economische en technologische relaties gekenmerkt, zeggen deze liberale theorieën. Staten hebben vele onderlinge bindingen die ze onderling afhankelijk van elkaar maken, o.a. door de internationale organisaties en bedrijven.


4. Sociaal-constructivistische theorieën - bedenksels

Deze theorieën zeggen dat de internationale verhoudingen tussen staten eigenlijk niet meer zijn dan bedenksels van mensen. Zij kunnen gezamenlijk steeds weer de regels voor die verhoudingen aanpassen. Het zijn dan ook al of niet veranderende ideeën die de spelregels voor internationale betrekkingen aanpassen. En daarmee de machtsverhoudingen.


5. Politiek-psychologische theorieën - psyche van leiders

Deze bekijken de manier waarop er contact gemaakt wordt tussen staten door regeringsleiders en ministers, als vertegenwoordigers van (de instellingen en bewoners) van die staten. Een andere manier van contact is er immers niet. De internationale verhoudingen hangen af dus van hun psyche, van hun karakter, hun capaciteiten, opvattingen en kennis. Aldus deze theorieën.


Ter ondersteuning van deze samenvatting maatschappijwetenschappen raden we je aan om ook de video over sociale ongelijkheid, maatschappelijke positie en veranderende internationale verhoudingen te bekijken.