Maatschappijwetenschappen

16. Veranderingen door rationalisering, individualisering en institutionalisering

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen

In deze samenvatting voor maatschappijwetenschappen wordt besproken hoe de Westerse samenleving veranderd is in de loop van de laatste eeuwen. Je krijgt uitleg over de voor- en nadelen van rationalisering, verschillende paradigma's, de voor- en nadelen van verandering van binding en nog veel meer! Gebruik de kennisclip om te leren voor toetsen, SE's en het eindexamen.

Rationalisering

De overgang van een traditionele naar een rationele samenleving. Daarbij wordt de werkelijkheid in toenemende mate gesystematiseerd en geordend om de beheersbaarheid en voorspelbaarheid te vergroten.

Traditie

Een gebruik of gewoonte die van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven.

Secularisering

De algemene benaming voor de verwereldlijking zoals die tot uitdrukking komt in ontkerkelijking, de reductie van religie tot het private terrein en de afname van de maatschappelijke invloed van religie.

Ontzuiling

Het wegvallen van naast elkaar bestaande structuren in een samenleving die duidelijk getekend zijn door verschillende levensbeschouwelijke groepen binnen die samenleving. Het is het tegenovergestelde van verzuiling.

vrouwen emancipatie

Een wereldwijde beweging voor de gelijkberechtiging van vrouwen op juridisch, politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak.

Individualisering

Het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de groep in de samenleving komen te staan.

Institutionalisering

In hoeverre regels worden geaccepteerd en overgenomen worden in een samenleving.

Traditionele samenleving

Een traditionele samenleving was gebaseerd op tradities, geloven en aannames over hoe de wereld is ontstaan en in elkaar zat. Godsdienst en soms bijgeloof speelde een belangrijke rol daarin.

Bureaucratie

Bureaucratie is een organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door aan regels onderheven procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties.

Paradigma

Een paradigma is een 'wetenschappelijke bril' waarmee een wetenschappers maatschappelijke verschijnselen op een bepaalde manier kunnen verklaren zoals criminaliteit of verschillen tussen arm en rijk.

Sociale mobiliteit

Sociale mobiliteit is de verandering in sociale positie van een persoon of groep binnen de sociale stratificatie.

Gedragspatroon

Een vast patroon waardoor bepaald gedrag gekenmerkt wordt.

Functionalisme

Het functionalisme wil vooral het functioneren van een samenleving als systeem verklaren en benadrukken de functies die een samenleving ontwikkelt om te blijven bestaan. Ze zien de samenleving als een op een consensus georiënteerd systeem.

Conflict paradigma

De conflicten gaan over dat de ene groep meer macht heeft dan de andere en dat wordt gezien als ongelijk. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld criminaliteit: een conflict waarbij een arme groep op illegale wijze probeert te verkrijgen wat een rijke machtige groep voor zichzelf heeft geclaimd.

Rationele actor paradigma

Rationele actor paradigma verklaart gedrag van individuele actoren. Ze denken rationeel en worden ook wel homo economicus genoemd. Gedrag van mensen wordt bepaald door hoe zij (gezamenlijk) de werkelijkheid zien, wat ze denken dat waar is.

E.1 Veranderingsprocessen in ideeën en bestuursvormen

E.2 Gevolgen van veranderingen voor sociale vraagstukken

Wat is rationalisering?

Het begrip rationalisering betekent in de sociologie: De overgang van een traditionele naar een rationele samenleving. Dat ging als volgt: De traditionele samenleving, zoals wij die kennen, was gebaseerd op tradities, geloven en aannames over hoe de wereld ontstaan is en in elkaar zat. Godsdienst een bijgeloof speelde in deze samenleving een erg grote rol. Neem bijvoorbeeld dat mensen dachten dat de wereld plat was. Door de ontwikkeling van kennis en wetenschap begonnen mensen vanaf de 17e eeuw meer te verklaren vanuit een rede, ratio en logica in plaats van geloof en traditie. In de rationele samenleving probeert men de werkelijkheid om ons heen te bestuderen, ordenen en systematiseren.


Voor- en nadelen van rationalisering

Socioloog Max Weber deed uitgebreid onderzoek naar de ontwikkeling van rationalisering. De voordelen die hij zag was dat:

- De natuur beter beheerst kon worden door de uitbouw van de wetenschap.

- Ook sociale processen hadden hier baat bij, want mensen gingen er niet meer vanuit dat je in een maatschappij neergezet kon worden door waar je vandaan kwam, maar dat mensen in principe gelijk zijn.


Naast de voordelen zag Weber ook nadelen van rationalisering:

- Het leidde volgens hem tot een wereld waarin de mens steeds meer wordt gecontroleerd. Bijvoorbeeld dat politici op basis vanuit hun formele rationele legitimatie macht opereren, in plaats van dat er binnen een samenleving informele leiders naar boven komen.

- Verder zouden er onpersoonlijke en formele opstellingen in relaties tussen individuen ontstaan: Relaties ontstaan niet meer spontaan, maar daar worden nu eerst overwegingen in gemaakt.

- Tot slot zag Weber een toename in de macht van bureaucratische organisaties.


Paradigma’s

Ook bij dit onderwerp hebben we te maken met paradigma’s. Als we het hebben over rationalisering, zien we 3 paradigma’s.


1. Het functionalisme- paradigma benadrukt Max Webers genoemde voordelen. Volgens hem is rationalisering ook de oorzaak voor de sterke ontwikkeling van de kapitalistische economie en groei van de welvaart, zegt de visie.

2. Het conflict-paradigma vindt dat rationalisering tot maatschappelijke ongelijkheid lijdt. Het volgt Karl Marx, die zei dat rationelere, dus efficiëntere productiemiddelen tot steeds grotere winsten leiden die slechts bij enkelen terecht komen (ongelijkheid) en die bovendien de bezitloze arbeiders vervreemden van het productieproces. Ze weten niet meer hoe het precies werkt en hebben er niets over te zeggen, en hebben geen binding met hun werk meer.

3. Het rationele-actor-paradigma zegt dat het rationeel handelen in maatschappelijke of economische processen vooral leidt tot het proberen te bereiken van eigen doelen, in plaats van gemeenschappelijke doelen. Het bevordert egocentrisme.


Individualisering

Het volgende veranderingsproces is individualisering. Individualisering betekent dat mensen meer als individu dan als een groepslid een rol in de samenleving gaan spelen krijgen. Je zag dat vooral in de 20e eeuw:

1. Door de technologische ontwikkelingen en maatschappelijke ontwikkelingen zagen we meer welvaart.

2. Mensen wilden minder bij een bepaalde stroming horen. Hier waren de ontzuiling en secularisering het gevolg van.

3. Verder veranderende de vergroting van de vrouwelijke emancipatie de rol van het gezin.


De 3 punten hierboven hebben ervoor gezorgd dat mensen minder afhankelijk werden van de groepen waar zij zich in bevonden. Neem bijvoorbeeld het gezin, werk, kerk, etc. Mensen stonden er meer alleen voor in de maatschappij waar zij in leefden: individualisering.

Dit proces van individualisering had natuurlijk ook gevolgen. Door al deze ontwikkelingen konden mensen zich veel meer richten op het maken van eigen keuzes en een eigen leven vormen. Verder kreeg je er dan ook meer zelfstandigheid voor terug, en je kreeg meer verantwoordelijkheden op je. Tot slot spiegel je je naar je eigen identiteit en niet meer aan een groep. Naast de gevolgen had het proces van individualisering ook voordelen en nadelen:


Voordelen:

1. Het leidde voor mensen tot individuele vrijheid.

2. Het bevorderde sociale mobiliteit: Je zat niet vast aan een groep waar je bij hoorde, je kon vanuit je persoonlijkheid ook door.


Nadelen:

1. De sociale cohesie nam af, hierdoor kon je minder makkelijk terugvallen op een groep.

2. Mensen werden erg egoïstisch door individualisering. Hierdoor vielen groepen uit elkaar en vertrouwde mensen elkaar minder in groepen.

3. Men kon zich hierdoor heel eenzaam voelen, vaste structuren en sociale binding verdween sneller.


Institutionalisering

Je ziet dat in de loop der tijd een hoeveelheid waarden en min of meer vaste regels opgenomen worden in standaard-gedragspatronen bij een groep mensen of samenleving. Ofwel, kortweg: nieuwe waarden en normen worden geaccepteerd en overgenomen, ze slijten in. Het is een veranderingsproces.


Voor de mensen bezitten waarden en normen een zekere geldigheid. Men houdt zich eraan en vindt ze ook nuttig, want men hoeft dan niet iedere dag weer opnieuw na te denken over hoe te handelen in bepaalde situaties. Of alle handelingen met anderen opnieuw uit te onderhandelen. En zo worden het onbewuste handelingspatronen.


Dit proces van institutionalisering geeft de mensen enige zekerheid in het alledaagse handelen, en dus wat meer ruimte en tijd die ze aan andere dingen kunnen besteden. Het stelt hen dan in staat om zich ook met nieuwe activiteiten en ontwikkelingen bezig te houden.

Door de institutionalisering krijgen de waarden van mensen dus een plaats in hun alledaagse handelen, en dat uit zich in hun gedrag. Het zorgt ervoor dat mensen in ‘de werkelijkheid’ (zeg, hun fysieke en mentale omgeving) een structuur en samenhang menen te herkennen en te ervaren, en daarnaar gaan handelen. Deze institutionalisering, dit sociale proces, bepaalt dan voor een deel hun beeld van de werkelijkheid.