Natuurkunde

14. Oefenopgave: gewicht aan een touw

Gegeven door:
Tom Fürstenberg
Beschrijving Begrippen

In deze natuurkunde video behandelen we een opgave over een gewicht aan een touw. Anders dan in de vorige opgave, de slee op de helling, is de krachtenconstructie hier geen rechthoek maar een parallellogram. De kennisclip eindigt met een korte samenvatting.

Parallellogram

Een vierhoek die uit twee paren van evenwijdige zijden bestaat

Spankracht

Een kracht die een langwerpig voorwerp (bijvoorbeeld een touw) gespannen houdt; meestal doordat dit voorwerp iets kan op- of aantrekken

Vector

Een gericht lijnsegment; een grootheid die zowel een grootte als een richting heeft. Een voorbeeld hiervan is snelheid

Zwaartekracht (𝐹𝑧 )

De aantrekkingskracht tussen een object en de aarde. Wordt ook gravitatie genoemd. Je berekent de zwaartekracht met de formule Fg=G×m×Mr2: F is de gravitatiekracht, m en M zijn de massa’s van twee voorwerpen, r is de afstand tussen de zwaartepunten en G is de gravitatieconstante (Binas tabel 7A)

Constante snelheid

Een voorwerp beweegt zich met een constante snelheid wanner de snelheid (v) groter is dan 0 en de resulterende kracht (F0) = 0

Eenparige beweging

Een beweging waarvan de snelheid in grootte en in richting niet verandert; de beweging kent geen versnelling of vertraging

Newton

De eenheid voor de grootheid kracht

Vectorgrootheid

Heeft niet alleen een grootte, maar ook een richting en een aangrijpingspunt. Een voorbeeld van een vectorgrootheid is kracht

Zwaartekracht

De aantrekkingskracht tussen een object en de aarde. Wordt ook gravitatie genoemd. De zwaartekracht kun je berekenen met de formule Fz = m*g, waarbij m de massa in kilogram is en g voor de constante valsnelheid staat. Op aarde is de constante valsnelheid 9,81m/s

B1: Kracht en beweging

B2: Energie en wisselwerking

B3: Cirkelbewegingen en middelpuntzoekende kracht

B4: Zonnestelsel en heelal