In deze video behandelen we de drie grootheden lading, spanning en stroom. Als eerste gaan we lading behandelen aan de hand van wat voorbeelden. Ook kijken we naar de formules die we moeten weten. Vervolgens kunnen we stroom en stroomkringen behandelen. Tot slot hebben we het over spanning. Hierbij wordt een intuïtieve analogie met water gemaakt.
1. Lading, spanning & stroom

Natuurkundige grootheid die aangeeft op welke manier een deeltje wordt beïnvloed door elektrische en magnetische velden.
De verplaatsing van de hoeveelheid elektrische lading per tijdseenheid.
Het verschil in potentiële elektrische energie tussen twee punten per eenheid lading.
Matieriaal met een lage weerstand waardoor het gemakkelijk stroom doorlaat.
Materiaal dat elektrische stroom tegenhoudt.
Een LDR (light-dependant resistor) en een lampje zijn in serie geschakeld. De spanningsbron geeft een spanning van 3,6 V. Het lampje brandt normaal op een spanning van 1,9 V. De LDR gaat kapot als hij meer dan 200 mW aan warmte produceert. De weerstand van de LDR wordt voor deze opgave op 40 Ohm gezet.
Toon met een berekening aan of de LDR heel blijft als het lampje normaal brandt
De componenten zijn in serie geschakeld. Dan is de spanning van 3,6 V verdeeld over het lampje en de LDR. De LDR krijgt dus 3,6 - 1,9 = 1,7 V aan stroom.
Om het vermogen to bepalden moeten we de formule P=U∗I gebruiken. We hebben de U nu, maar de I moeten we nog vinden.
Dit doen we met de wet van Ohm. ILDR=ULDR/RLDR=1,7/40=0,0425A .
Vervolgens kunnen we het vermogen uitrekenen als volgt. P=U∗I=1,7∗0,0425=0,072W. Dit is minter dan 0,20 W dus de LDR blijft heel.