Natuurkunde

6. Tunneling

Gegeven door:
Emiel Woutersen
Beschrijving Begrippen

Dit is de laatste video in een reeks natuurkunde uitlegvideo's van de kwantumfysica. In deze kennisclip hebben we het over tunneling, een onderwerp dat vrijwel altijd op de eindexamens voorkomt.

Eigentrilling

De trilling die een systeem uitvoert zonder invloed van buitenaf (behalve een zetje). De frequentie heet de eigenfrequentie

Frequentie

Het aantal trillingen per seconde. Er geldt f=1/T, waarbij f = frequentie (Hz) en T = trillingstijd (s). De eenheid is Hertz (Hz)

Harmonische trilling

Een trilling met een sinusvormig u,t-diagram. De trillingstijd kan berekend worden door: T = 2π·√ m/C. T = trillingstijd (s), m = massa (kg), C = veerconstante (N/m)

Quantumdeeltjes/quantumgolven

Voorwerpen die voldoen aan de quantumfysica. Voor een deeltje met massa geldt p=m*v, waarbij p = impuls, m = massa en v= snelheid

Resonantie

Het verschijnsel dat plaatsvindt wanneer een trillend voorwerp een ander voorwerp in trilling brengt, doordat de trillingen via een tussenstof worden doorgegeven

Staande golf

Een golf die zich niet in een bepaalde richting verplaatst. Alleen de amplitude varieert langs de golf

Trillingstijd

De tijd die nodig is voor een volledige trilling

Tunneleffect

Quantumdeeltjes kunnen door een energiebarrière heen bewegen en op plaatsen komen terwijl dit volgens de klassieke natuurkunde niet mogelijk zou zijn. De kans dat een quantumdeeltje door een barrière heen ‘tunnelt’ wordt snel kleiner naarmate de hoogte van de barrière, de breedte van de barrière en de massa van het deeltje groter worden

Veerconstante

Drukt uit hoe stijf/stug een veer is en geeft aan hoe groot de kracht moet zijn voor een bepaalde uitrekking

Kwantumfysica

Het deel van de natuurkunde dat zich bezighoudt met de allerkleinste deeltjes, die zó klein zijn dat de andere natuurkundige wetten niet opgaan

E1: Kwantumwereld