In deze video behandelen we de eerste opgave van het natuurkunde vwo-examen van 2012, tijdvak 1. De examenopgave gaat over een lichtpracticum. De video eindigt met een korte samenvatting. Je kunt deze uitleg goed gebruiken als een onderdeel van je examentraining.
Examenopgave 2012 (1), opgave 1

Een weerstand waarbij de waarde afhangt van de hoeveelheid licht die erop valt. Hoe meer licht, hoe minder weerstand
Bij een parallelschakeling is overal dezelfde spanning van de bron en de stroomsterkte wordt verdeeld (I totaal = I1+ I2+ I3 etc.). De takstromen zijn evenreding met de geleidbaarheid van de takken (I1: I2 = G1: G2)
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk, de spanning van de bron wordt gedeeld (U totaal = U1+ U2+ U3 etc.). De deelspanningen zijn recht evenreding met de weerstandswaarden (U1: U2: … = R1: R2:…) en de vervangingsweerstand is de som van alle weerstanden (R totaal = R1+ R2+ R3 etc.)
Om de spanning te berekenen kun je de formule U=E/Q of 1 V=1 J/C gebruiken
Een meetinstrument waarmee je elektrische spanning in volt kunt meten. Wordt ook spanningsmeter genoemd
Bij de wet van Ohm geldt de volgende regel: als de spanning verdubbelt, verdubbelt ook de stroomsterkte. De weerstand is hierbij constant
Een elektrische of elektronische schakeling die spanning afgeeft. Als er een stroom gaat lopen blijft de spanning tussen twee aansluitpunten van de spanningsbron gelijk
De lichtstroom (per eenheid) die invalt op een bepaald oppervlak. De verlichtingssterkte wordt uitgedrukt in Lx of Lux
De eenheid voor elektrische potentiaal en elektrische spanning, aangegeven met het symbool V
De eigenschap van materialen om de doorgang van een elektrische stroom te belemmeren