Frans

7. Futur proche

Gegeven door:
Laura den Boer
Beschrijving Begrippen

In de Franse taal hebben we te maken met twee vormen van de futur (toekomstige tijd), namelijk de futur simple en de futur proche. In deze video behandelt docente Laura den Boer de regelmatige werkwoorden van de futur proche en legt ze uit wat het verschil is met de futur simple.

C1. Grammatica FR

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Vervoegen van de futur proche

(Geldt voor zowel onregelmatige als regelmatige werkwoorden!) 


Korte uitleg over de futur proche

Futur proche = Toekomende Tijd (dichtbije toekomst, toekomst die zich heel binnenkort gaat afspelen)

-       Ik ga fietsen

-       Jij gaat verkopen

-       Hij gaat wonen

-       Wij gaan werken 

-       Jullie gaan zijn

-       Zij gaan maken


Stappenplan futur proche vervoegen  

1)    Kies de juiste vorm van de présent van aller (gaan)

2)    Bepaal de infinitief (hele werkwoord) en plak deze erachter

 

Kies de juiste vorm van de présent van aller (gaan) 

Aller (gaan) vervoegen in de présent 

Ik ga                                           =                                                Je vais

Jij gaat                                       =                                                Tu vas

Hij/zij/men gaat                        =                                                 Il/elle/on va

Wij gaan                                    =                                                 Nous allons

Jullie gaan/ u gaat                     =                                                Vous allez

Zij gaan                                      =                                                 Ils/elles vont


Voorbeeld 1:

Ik ga werken 

1)    Kies de juiste vorm van de présent van aller (gaan)

Ik ga = je vais 

2)    Bepaal de infinitief (hele werkwoord) en plak deze erachter

Werken = travailler 

Je vais + travailler = je vais travailler 

Ik ga werken = je vais travailler 


Voorbeeld 2:

Wij gaan schrijven

1)    Kies de juiste vorm van de présent van aller (gaan)

Wij gaan = nous allons 

2)    Bepaal de infinitief (hele werkwoord) en plak deze erachter

Schrijven = écrire 

Nous allons + écrire = nous allons écrire

Wij gaan schrijven = nous allons écrire


Voorbeeld 3:

Zij gaan zwemmen 

1)    Kies de juiste vorm van de présent van aller (gaan)

Zij gaan = ils/elles vont

2)    Bepaal de infinitief (hele werkwoord) en plak deze erachter

Zwemmen = nager

Ils/elles vont + nager = ils/elles vont nager

Zij gaan zwemmen = ils/elles vont nager


Voorbeelden: 

Vendre                          Ik ga verkopen              =                                    Je vais vendre

Finir                               Jullie gaan eindigen      =                                    Vous allez finir

Voir                               Hij gaat zien                  =                                    Il va voir

Perdre                           Zij gaan verliezen          =                                    Ils/elles vont perdre

Avoir                             Jij gaat hebben             =                                    Tu vas avoir

Regarder                       Wij gaan kijken             =                                    Nous allons regarder



Bekijk hier de volgende video waar we de conditionnel gaan vervoegen.