In deze video met uitleg voor natuurkunde bespreken we lopende golven. We zullen beginnen met de basis en een aantal belangrijke formules. Vervolgens bekijken we het verschil tussen transversale en longitudinale golven. We sluiten de kennisclip af met een uitleg over licht- en geluidsgolven.
3. Lopende golven

Een bepaald moment in de trilling. Het symbool is Phi ϕ
Het aantal trillingen per seconde. Er geldt f=1/T, waarbij f = frequentie (Hz) en T = trillingstijd (s). De eenheid is Hertz (Hz)
Een longitudinale drukgolf die zich voortplant vanaf een geluidsbron. Alleen geluid met een frequentie tussen de 20 Hz en 20 kHz (onderste en bovenste gehoorgrens) is voor mensen hoorbaar
De lengte van een golfberg en een golfdal samen, gemeten in rechte lijn
De snelheid waarmee een bepaalde fase van een golf zich beweegt, er geldt v = f ·λ, v = golfsnelheid (m/s), f = frequentie (Hz), λ = golflengte (m)
Straling die wordt geabsorbeerd door de dampkring
Een golf waarin de golfbeweging plaatsvindt langs de richting waarin de energie zich verplaatst
Een golf die zich met een constante snelheid (v) voortplant in een bepaalde richting
Een golf waarin de oscillatie loodrecht staat op de voortplantingsrichting van de energie in de golf. Het is het tegenovergestelde van een longitudinale golf
Janneke maakt voor een praktische opdracht een panfluit. Een panfluit bestaat uit buizen van diverse lengte. Als zij over een buis blaast, gaat de lucht in deze buis trillen en ontstaat er geluid. Hieronder staan twee zinnen over de geluidsgolven in deze buis.
Omcirkel in elke zin het juiste alternatief.
In de buis bevinden zich transversale / longitudinale geluidsgolven met verschillende snelheden / frequenties. Er treedt resonantie op zodra de amplitude / golflengte van een golf in verhouding is met de lengte van de luchtkolom in de buis.
In de buis bevinden zich longitudinale geluidsgolven met verschillende frequenties. Er treedt resonantie op zodra de golflengte van een golf in verhouding is met de lengte van de luchtkolom in de buis.