Na een korte theoretische uitleg bespreken we radioactief verval in een opgave over uranium. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de vervalreeks en alfa- en bètadeeltjes.
11. Oefenopgave: radioactief verval - Uranium

Een positief deeltje dat vaak bij het radioactief verval van zware elementen wordt uitgestoten. Het bestaat uit twee neutronen en twee protonen
Hiermee geven we het aantal protonen dat aanwezig is in de atoomkern aan. Dit getal bepaalt de plek van het atoom in het periodiek systeem
Een negatief deeltje dat onderdeel is van de straling die geproduceerd wordt door bepaalde radioactieve verbindingen
Atomen met hetzelfde atoomnummer maar een verschillend massagetal
Een neutraal geladen (geen lading) subatomair deeltje met een gewicht van 1u
Een positief geladen (+1) subatomair deeltje met een gewicht van 1u
Het verval van onstabiele isotopen waarbij ioniserende straling vrijkomt
Kleiner dan of onderdeel vormend van een atoom
De tijd waarin de helft van het aantal kernen vervalt. Er geldt: N(t) = N0·½t/t1/2, waarbij N(t) = de hoeveelheid kernen, N0 = de beginhoeveelheid, t = tijd (s), t1/2 = halveringstijd(s)
Een eenheid die de de kleinste bouwsteen van de moleculen vormt