Natuurkunde

12. Oefenopgave: radioactief verval - Tsjernobyl

Gegeven door:
Tom Fürstenberg
Beschrijving Begrippen

In deze video met uitleg voor natuurkunde bespreken we radioactief verval aan de hand van een opgave over Tsjernobyl. Er worden verschillende manieren uitgelegd om de opgave op te kunnen lossen. De video eindigt met een korte samenvatting.

Atoom

Een eenheid die de de kleinste bouwsteen van de moleculen vormt

Atoomnummer (atoomgetal)

Hiermee geven we het aantal protonen dat aanwezig is in de atoomkern aan. Dit getal bepaalt de plek van het atoom in het periodiek systeem

Halverings­tijd (t1/2)

De tijd waarin de helft van het aantal kernen vervalt. Er geldt: N(t) = N0·½t/t1/2, waarbij N(t) = de hoeveelheid kernen, N0 = de beginhoeveelheid, t = tijd (s), t1/2 = halveringstijd(s)

Isotopen

Atomen met hetzelfde atoomnummer maar een verschillend massagetal

Radioactiviteit

Het verval van onstabiele isotopen waarbij ioniserende straling vrijkomt

Bètadeeltje

Een negatief deeltje dat onderdeel is van de straling die geproduceerd wordt door bepaalde radioactieve verbindingen

Neutron

Een neutraal geladen (geen lading) subatomair deeltje met een gewicht van 1u

Proton

Een positief geladen (+1) subatomair deeltje met een gewicht van 1u

Atoomkern (nucleus)

Het centrum van een atoom, bestaande uit protonen (positief geladen deeltjes) en neutronen (neutraal geladen deeltjes)

Activiteit

Het aantal vervalreacties dat per seconde plaatsvindt (eenheid Bq)

A1: Informatieoverdracht

A2: Medische beeldvorming