Natuurkunde

11. Oefenopgave: krachten optellen

Gegeven door:
Tom Fürstenberg
Beschrijving Begrippen

In deze natuurkunde video behandelen we, aan de hand van een opgave, het optellen van krachten. De opgave gaat over een voorwerp waar twee krachten op werken. De video wordt afgesloten met een korte samenvatting.

Eenparige beweging

Een beweging waarvan de snelheid in grootte en in richting niet verandert; de beweging kent geen versnelling of vertraging

Normaal kracht

De kracht die loodrecht op de beweging werkt

Resulterende kracht

De optelling van krachten in dezelfde richting min de krachten in tegengestelde richting 

Stelling van Pythagoras

In een rechthoekige driehoek is de som van de kwadraten van de omliggende zijden van de rechte hoek gelijk aan het kwadraat van de zijden tegenover de rechte hoek

Veerkracht

Het vermogen om een kracht op te vangen door rek (tegenduw-kracht)

Zwaartekracht (𝐹𝑧 )

De aantrekkingskracht tussen een object en de aarde. Wordt ook gravitatie genoemd. Je berekent de zwaartekracht met de formule Fg=G×m×Mr2: F is de gravitatiekracht, m en M zijn de massa’s van twee voorwerpen, r is de afstand tussen de zwaartepunten en G is de gravitatieconstante (Binas tabel 7A)

Aangrijpingspunt

Het punt waar de kracht of resultante op werkt. Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht is de plek waarop een voorwerp in evenwicht is

Newton

De eenheid voor de grootheid kracht

Schaal

Hiermee kun je de grootte van een kracht weergeven met behulp van de vectoren

Zwaartekracht (𝐹𝑧 )

De aantrekkingskracht tussen een object en de aarde. Wordt ook gravitatie genoemd. De zwaartekracht kun je berekenen met de formule Fz = m*g, waarbij m de massa in kilogram is en g voor de constante valsnelheid staat. Op aarde is de constante valsnelheid 9,81m/s

B1. Kracht en beweging

B2: Energieomzettingen