Dosisequivalent
Blootstelling aan ioniserende straling door bestraling of besmetting is altijd schadelijk. Het wordt uitgedrukt in dosisequivalent. Deze hangt af van de geabsorbeerde stralingsenergie, de lichaamsmassa en de soort straling: H= wR· Eabs/m, H= dosisequivalent (Sv), wR= weegfactor, Eabs= geabsorbeerde energie (J), m= massa (kg)
Halveringstijd (t1/2)
De tijd waarin de helft van het aantal kernen vervalt. Er geldt: N(t) = N0·½t/t1/2, waarbij N(t) = de hoeveelheid kernen, N0 = de beginhoeveelheid, t = tijd (s), t1/2 = halveringstijd(s)
Ionisatie
Wanneer een atoom zo energierijk wordt dat het elektronen weg kan schieten. De minimale energie voor een ionisatie ligt tussen de 2 en 4 eV (elektronvolt) (binas Tb 24). De formule voor het berekenen van de energie is: E=h*f=h·c/λ
Isotopen
Atomen met hetzelfde atoomnummer maar een verschillend massagetal
Massagetal van een atoom
Het aantal protonen plus neutronen in een atoom
Radioactiviteit
Het verval van onstabiele isotopen waarbij ioniserende straling vrijkomt
Activiteit
Het aantal vervalreacties dat per seconde plaatsvindt (eenheid Bq)
Atoomkern
Het centrum van een atoom, bestaande uit protonen (positief geladen deeltjes) en neutronen (neutraal geladen deeltjes)
Becquerel (Bq)
De eenheid voor radioactiviteit. Het beschrijft het aantal atoomkernen dat per seconde radioactief vervalt
Foton
Een stralingsdeeltje dat energie bevat. Deze energie wordt vaak uitgedrukt in eV (1 = 1,602 ∙ 10−19 , zie BINAS tabel 5)