Examenopgave 2014 (1), opgave 5

Bij een parallelschakeling is overal dezelfde spanning van de bron en de stroomsterkte wordt verdeeld (I totaal = I1+ I2+ I3 etc.). De takstromen zijn evenreding met de geleidbaarheid van de takken (I1: I2 = G1: G2)

Een weerstand waarbij de weerstand toeneemt als de temperatuur toeneemt

Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk, de spanning van de bron wordt gedeeld (U totaal = U1+ U2+ U3 etc.). De deelspanningen zijn recht evenreding met de weerstandswaarden (U1: U2: … = R1: R2:…) en de vervangingsweerstand is de som van alle weerstanden (R totaal = R1+ R2+ R3 etc.)

Om de spanning te berekenen kun je de formule U=E/Q of 1 V=1 J/C gebruiken

I=Q/t (Q is lading in Coulomb). 1 Ampère is 1 Coulomb per seconde

Het vermogen bereken je met de formule P=E/t of P=U x I

Bij de wet van Ohm geldt de volgende regel: als de spanning verdubbelt, verdubbelt ook de stroomsterkte. De weerstand is hierbij constant

De eenheid van vermogen. Het geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt

De eigenschap van materialen om de doorgang van een elektrische stroom te belemmeren

Een beveiliging in een elektrisch apparaat die de bedrading beschermt tegen schade door een te hoge stroomsterkte