Nederlands

5. Leesvaardigheid (Hoofdgedachte, onderwerp, etc.)

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen
In deze video voor het eindexamen Nederlands gaan verder met het behandelen van de leesvaardigheid. Dit keer zullen we het hebben over de hoofdgedachte, het onderwerp, citeren, de inleiding en de conclusie. Daarbij komen weer de verschillende tekstsoorten en schrijfdoelen aan bod. Ook kijken we opnieuw naar het analyseren van teksten en hoe we een uiteenzetting en een betoog kunnen herkennen.
Er zijn nog geen begrippen voor deze video.
A1. Tekstverklaren

Samenvatting voor Nederlands - Leesvaardigheid (hoofdgedachte, onderwerp, etc.) 


Hoe analyseer je een tekst?

Begrippen voor het analyseren van teksten: 


1.     Hoofdgedachte

Wat wil de schrijver mij vertellen? > formuleer in 1 zin > deze zin is de hoofdgedachte. 


2.     Het onderwerp 

-        Onderwerp staat meestal in de titel, de kop van de tekst, maar er kan ook een citaat in staan. (Citeren: Het vrijwel letterlijk overnemen van een stuk of stukje tekst uit een artikel. Dit moet tussen aanhalingstekens ‘’…’’ staan.)

-        Onderwerp haal je uit zinnen die vaak herhaald worden. 

-        Onderwerp kan ook in de lead gevonden worden. 

-        Onderwerp kan ook in de inleiding of conclusie gevonden worden. 

-        Onderwerp vinden in een kernzin (kernzin is de belangrijkste zin in een alinea) 


3.     Signaalwoorden 

Staan vaak in betogende of beschouwende teksten. 


Opiniërende beschouwing:

                                                  Opbouw                                     Voorbeelden signaalwoorden

Inleiding                                     Probleem       

                             

Kern    Standpunt 1 + argument Ten eerste

Standpunt 2 + argument Ten tweede

Standpunt 3 + argument. Vervolgens

Standpunt 4 + argument. Ook

Standpunt 5 + argument           Tot slot


Slot                                          Samenvatting                              Samenvattend


Signaalwoorden van de samenvatting: 

-        Samenvattend 

-        In het kort

-        Kortom 

-        Al met al 

-        Met andere woorden 

-        Concluderend 


Signaalwoorden tegenstelling: 

-        Toch maar

-        Echter 

-        Maar

-        In tegenstelling tot 

-        Niettemin 

-        Desondanks 


Signaalwoorden vergelijking

-        Zo ook

-        Evenals 

-        Eveneens 

-        Eenzelfde als 

-        Net als 


Signaalwoorden voorwaardelijke beschouwing 

-        Gesteld dat

-        Op voorwaarde dat 

-        Mits 

-        Indien

Betoog: 

                                                  Opbouw                                     Voorbeelden signaalwoorden

Inleiding                                     Probleem + standpunt                  


Kern    1e argument voor. Ten eerste

2e argument voor Ook

3e argument voor Vervolgens

1e tegenargument Daarentegen

Weerlegging 1e tegenargument Desondanks


Slot                                            Conclusie                                    Dus