Nederlands

5. Leesvaardigheid (Hoofdgedachte, onderwerp, etc.)

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen
In deze video voor het eindexamen Nederlands gaan verder met het behandelen van de leesvaardigheid. Dit keer zullen we het hebben over de hoofdgedachte, het onderwerp, citeren, de inleiding en de conclusie. Daarbij komen weer de verschillende tekstsoorten en schrijfdoelen aan bod. Ook kijken we opnieuw naar het analyseren van teksten en hoe we een uiteenzetting en een betoog kunnen herkennen.
A1. Tekstverklaren

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Samenvatting voor Nederlands - Leesvaardigheid: hoofdgedachte en onderwerp


In het kader van leesvaardigheid voor het centraal examen Nederlands, hadden we het in de vorige video's al over:

  • De hoofdgedachte van een tekst; 
  • Het onderwerp van een tekst;
  • Citeren;
  • De inleiding; 
  • En de conclusie.


In deze samenvatting gaan we de kennis herhalen, iets uitbreiden en daarna toepassen op een actuele vraag uit het examenarchief. 


Hoofdgedachte en hoofdvraag

Zoals je weet moet je teksten in een examen analyseren. Je begint dan met het benoemen van de tekstsoort en het tekstdoel, zoals je in eerdere video’s hebt geleerd. 

Nu ga je de hoofdgedachte uit de tekst bepalen.


Maar, wat is de hoofdgedachte? De hoofdgedachte maakt in één zin duidelijk wat de schrijver de lezer eigenlijk kortweg wil vertellen. Naast de hoofdgedachte is er ook een hoofdvraag. Dit is de vraag waar de schrijver antwoord op geeft in de tekst. 


Onderwerp van een tekst

Dan is er de vraag: wat is het onderwerp van de tekst? Het onderwerp is, in een paar woorden, waar de tekst over gaat. Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn meestal te herleiden uit: 

  • De titel, ofwel de kop
  • Soms staat er een citaat boven het artikel
  • De lead (dat is een samenvattende tekst boven het stuk
  • De eerste alinea(’s), de inleiding
  • Kernzinnen, ofwel: zinnen in het stuk die vaak herhaald worden (maar daarvoor moet je het hele stuk lezen)
  • Het slot, de laatste afsluitende alinea(‘s)



Waarom heb je dit nodig bij een eindexamen?

Om dat duidelijk te maken gaan we in de video nu een vraag van een oud eindexamen bespreken. Dan zie je vanzelf waarom. Let op: de tekst kan je zien in de video hierboven. Je zult deze uitleg dan ook beter begrijpen wanneer je ook de video bekijkt.


Kennis toepassen

Bij het vak Nederlands - en zeker bij de havo- en vwo-examens - worden vooral vaardigheden getest. Bij het vak Nederlands is het niet zo dat je kunt zeggen dat, wanneer je goed geleerd hebt, je het sowieso haalt. De kennis die je gebruikt bij het vak Nederlands wordt namelijk niet vaak 1 op 1 getoetst. Je moet vooral de kennis toepassen. 


Je hebt geleerd wat een hoofdgedachte is. De kans is groot dat er letterlijk naar de hoofdgedachte van een tekst gevraagd gaat worden. Kijk maar naar het voorbeeld in de video. Je ziet: bij deze tekst 2, van het examen uit 2021, krijg je deze vraag: Welke omschrijving verwoordt het best wat de hoofdgedachte is van tekst 2? Ze vragen dus letterlijk om de hoofdgedachte uit de tekst te halen.


Hoofdgedachte: samengevat

Hier nog even in het kort de samenvatting, want je kunt er vanuit gaan dat je sowieso een vraag over de hoofdgedachte krijgt op het centrale examen.  

  1. De hoofdgedachte kun je achterhalen door altijd de inleiding en vooral het slot intensief te lezen. En te zien of dat overeenkomt met de kop.
  2. De hoofdgedachte is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Het bestaat uit 1 of enkele zinnen
  3. Bepaal voor jezelf - voordat je de hoofdgedachte gaat opzoeken - eerst het onderwerp. Zo is het makkelijker om de hoofdgedachte te herleiden.