Geschiedenis

1. Directe en indirecte oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen
Op deze pagina met uitleg voor geschiedenis vmbo bespreken we de directe en indirecte oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. De onderwerpen die hier naar voren komen zijn onder andere nationalisme, spanningen in de Balkan en bondgenootschappen. Bekijk hierna ook de andere pagina’s met samenvattingen over de gebeurtenissen in Nederland en Europa na 1900.
B1. De Eerste Wereldoorlog

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
B2. Het Interbellum (1919 - 1939)

B3. De Tweede Wereldoorlog

B4. Europa, de Wereld en de Koude Oorlog

B5. Een Nieuwe Wereldorde, vanaf 1900

Indirecte oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

Er waren in veel landen van Europa twee politieke stromingen die sterk opkwamen en om oorlog vroegen.


1. Nationalisme

Nationalisme houdt in dat mensen in een land het idee hebben dat hun land het belangrijkste en beste is in de wereld. Men is trots op het land en vindt dat het meer invloed of zelfs macht in de wereld moet krijgen. In veel landen in Europa vond je in het begin van de 19e eeuw politieke stromingen die daar zo over dachten.


2. Militarisme

Militarisme is een voorliefde voor militair vertoon en een voorkeur voor een grote invloed van het leger op de samenleving. Mensen die het nationalisme aanhingen waren vaak ook trots op hun eigen leger. Hoe groter en sterker het leger, hoe beter – dachten zij. Het bedwong de angst voor het uitbreken van een oorlog: het eigen leger was immers onoverwinnelijk.


In het begin van de 19e eeuw werd er veel geld uitgegeven aan het leger. Ook had de legerleiding grote invloed op politieke beslissingen. Het leger gaf je gezag en status als je erbij aangesloten was. Veel mannen waren in die tijd bereid om mee te vechten als het tot een oorlog zou komen.


De opkomst van het nationalisme en het militarisme in veel landen zorgden voor een voedingsbodem, waarin de bereidheid tot oorlog bij het volk steeds sterker werd. De oorlog kon zo bijna niet meer uitblijven.


3. Bondgenootschappen

Doordat het gevoel dat een oorlog nabij zou kunnen zijn sterk toenam, begonnen steeds meer landen in Europa politieke en militaire bondgenootschappen te vormen. Samen sta je sterker dan alleen, was het idee daarachter.


In 1882 sloot Duitsland een verdrag met Oostenrijk-Hongarije (toen nog één staat). Dit heette de ‘triple alliantie’. Vijftien jaar later, in 1907, ontstond er een bondgenootschap tussen Frankrijk, Groot-Brittanië en Rusland. Dit genootschap kreeg de naam ‘triple entente’. Rusland had daarnaast ook nog een apart bondgenootschap met Servië.


Directe oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

De directe oorzaken van de Eerste Wereldoorlog hebben onder andere te maken met de grote spanning die was ontstaan tussen Frankrijk en Duitsland, in de eerste veertien jaar van 1900. Dit heeft ook met hun voorgeschiedenis te maken.


1. Duitsland-Frankrijk

In 1870 bestond Duitsland nog uit vele kleine staatjes, onder leiding van de sterkste staat: het noordelijke Pruisen met de hoofdstad Berlijn. Aangemoedigd door koning Wilhelm I was Otto von Bismarck de invloedrijke regeringsleider daar. Hij bracht de kleine staatjes samen in de Duitse Bond. Vervolgens wilde hij die bond uitbouwen tot één staat met één bestuur, onder zijn leiding. Dit wilde hij om in Europa net zo machtig te worden als Frankrijk of Engeland.


Frankrijk zag die opkomende macht van Pruisen onder Von Bismarck helemaal niet zitten. Eerdere spanningen tussen hen hadden in 1870 al eens geleid tot een oorlog, die nog geen jaar duurde. Na 10 maanden werd de Vrede van Versailles gesloten. Daarin:

- kondigde Von Bismarck Duitsland voor het eerst officieel als eenheidsstaat aan. Wilhelm I zou er de keizer van zijn;

- en Frankrijk zou de Franse gebieden Elzas en Lotharingen aan Duitsland afstaan.


Frankrijk voelde zich achteraf vernederd en wilde wraak. De Vrede van Versailles kan daarom gezien worden als oorzaak nr. 1.


2. De Balkan: ruzie tussen Servië en Oostenrijk-Hongarije

De Balkan had tot ver in de 19e eeuw tot het Turkse Rijk behoord. Het bestuur van dit rijk werd steeds zwakker en steeds meer staatjes maakten zich in de 19e eeuw los van dit rijk. Zo vocht Servië zich vrij van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije.


Servië wilde echter ook Bosnië hebben, want daar woonden veel Serviërs. Servië stond daar niet alleen in; Oostenrijk-Hongarije had zijn oog óók laten vallen op dit land. Ooit was het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije namelijk ontstaan door de inlijving van Bosnië en Herzegovina. Servië had daarbij geholpen om de Turken te verdrijven. Servië was echter economisch afhankelijk van Oostenrijk-Hongarije. Laatstgenoemde veroverde Bosnië in 1908, en Servië wilde wraak. Ook deze ruzie kan als een directe oorzaak voor de Eerste Wereldoorlog gezien worden.


3. De koloniën

Duitsland had door zijn verdeeldheid in vele staatjes in het verleden nooit mee kunnen doen aan de wedloop om zich zo veel mogelijk koloniën toe te eigenen. Landen die dat wel deden waren onder andere Frankrijk, Nederland, België, Spanje, Engeland en Portugal. Duitsland had wat dat betreft een beetje een minderwaardigheidscomplex. Andere landen waren allang bezig om hun koloniale bezit uit te bouwen. De overzeese gebiedsdelen – zoals koloniën ook wel heten – waren belangrijk voor grondstoffen voor de nieuwe industriële ontwikkeling. De veroveringsdrang naar koloniën noemen we ‘modern imperialisme’.


Frankrijk en Engeland, met hun grote koloniale bezit, werden beschouwd als grootmachten. Keizer Wilhelm wilde van Duitsland ook een grootmacht maken. Zij hadden alleen een paar gebieden in Zuidelijk Afrika, en dat wilde hij uitbreiden. Daarvoor was een sterke vloot nodig. De uitbreiding van die vloot maakte Engeland ongerust. De onrust tussen de Europese landen vanwege het modern imperialisme kan gezien worden als oorzaak nummer 3.


Dit alles bij elkaar - deze politieke en economische ontwikkelingen en de spanningen - vormden de inleiding tot de Eerste Wereldoorlog, die begon in 1914. Meer daarover leer je met de samenvatting van de Eerste Wereldoorlog.