Bedrijfseconomie

1. Winst- en verliesrekening

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

Welkom allemaal bij deze nieuwe video met uitleg voor bedrijfseconomie. Vandaag kijken we naar de winst- en verliesrekening; ook wel resultatenrekening genoemd. In dit financiële overzicht wordt er gekeken naar alle omzet en kosten van een bedrijf binnen een periode. Belangrijk om te onthouden is dat op de winst- en verliesrekening alleen maar omzet en kosten komen te staan! Als de omzet hoger is dan de kosten leidt dit tot een winst. Zijn de kosten hoger dan de omzet, dan is er sprake van een verlies.

Omzet

De hoeveelheid geld die een bedrijf heeft gekregen voor verkochte producten of diensten die zijn geleverd

Afzet

De hoeveelheid verkochte producten

Contant

Er wordt gelijk betaald door de consument

Op rekening

Er wordt later betaald door de consument

Debiteuren

Nog te betalen rekeningen van consumenten

Crediteuren

Nog te betalen rekeningen aan consumenten

Afschrijvingskosten

De waardeverminderingen van de bezittingen van een onderneming

Diverse kosten

De verzameling van alle kosten die niet onder de andere posten vallen

Incidenteel Resultaat

Het resultaat dat voortkomt uit ongewone of zeldzame activiteiten

Bedrijfsresultaat

Totale omzet-totale kosten

E1. Vastleggen van financiële en niet-financiële informatie

E2: Kosten- en winstvraagstukken

Samenvatting voor bedrijfseconomie - Winst- en verliesrekening


Posten in een winst- en verliesrekening

We zullen stap voor stap de posten doornemen die in een winst- en verliesrekening voorkomen. We gaan dit doen aan de hand van een voorbeeld winst- en verliesrekening van een eenmanszaak. Je kunt het voorbeeld dat we gebruiken zien in de video hierboven.


Omzet

De eerste post van de winst-en verliesrekening is de omzet. De omzet is de hoeveelheid geld die een bedrijf heeft gekregen voor verkochte producten of diensten die zijn geleverd. Dit laatste is erg belangrijk, omdat alleen geleverde producten of uitgevoerde diensten meegerekend mogen worden als omzet. 


Om de omzet te berekenen zijn de volgende informatiepunten nodig: een verkoopprijs en de hoeveelheid verkochte producten. Deze hoeveelheid wordt ook wel afzet genoemd. De voorbeeld winst-en verliesrekening heeft een afzet van 50.000 stuks en een verkoopprijs van 4. Dit geeft een totale omzet van 200.000. 


Als er producten contant worden verkocht, worden deze direct betaald. Dat kan zowel met cash of via een bankrekening zijn. Als producten op rekening worden verkocht, komen deze bij de debiteuren op de balans te staan. Debiteuren zijn de nog te betalen rekeningen van afnemers. Geld dat nog aan jouw eenmanszaak betaald moet worden, dus. 


Inkoopwaarde van de omzet

Bij de omzet keken we alleen naar de producten of diensten die daadwerkelijk geleverd zijn. Dus als we nu kijken naar de inkoopwaarde van deze omzet, kijken we alleen naar de inkoopwaarde van de geleverde producten. In ons voorbeeld bestaat de inkoopwaarde van de omzet uit het volgende: 50.000 producten die zijn ingekocht voor €1. Dit betekent dus niet dat jouw eenmanszaak alleen €50.000 euro aan producten heeft ingekocht in 2022. Het kan namelijk zijn dat er in 2022, 120.000 stuks zijn ingekocht voor €1. Er is dus een verschil tussen totale inkopen van een bedrijf en de inkoopwaarde van de omzet. Maar hoe zit het dan met ons voorbeeld?


Wij gaan bij dit voorbeeld een gedeelte van de balans betrekken. Op de balans staan alle bezittingen en schulden. In de filmpjes over de balans wordt hier meer duidelijkheid over gegeven. Laten we ervan uitgaan dat er in 2022 120.000 stuks zijn ingekocht voor €1. Deze zijn betaald met de bankrekening van jouw eenmanszaak. Op de balans stijgen de voorraden met €120.000, terwijl de bankrekening daalt met €120.000. Later in het jaar verkoopt jouw eenmanszaak 50.000 stuks voor €4. De voorraad op de balans is dan gedaald met 50.000 stuks die €1 per stuk kosten. Dus €120.000 - €50.000 is €70.000 de eindvoorraad. De voorraad op de balans is nu dus gedaald en deze €50.000 wordt nu geboekt als inkoopwaarde van de omzet op de winst- en verliesrekening. 


Op dezelfde wijze als bij de omzet kunnen producten en diensten contant ingekocht worden. Deze worden dan direct betaald. Als producten op rekening worden gekocht komen deze in de crediteuren te staan op de balans. Crediteuren zijn nog te betalen facturen aan afnemers. Geld dat jouw eenmanszaak nog moet betalen dus.


Inkoopkosten

De volgende post op de winst- en verliesrekening zijn de inkoopkosten. Dit zijn de kosten die samenhangen met de ingekochte goederen die verkocht zijn. Denk bijvoorbeeld aan transportkosten. In dit geval €10.000.


Loonkosten

In de volgende post zien we de loonkosten van de onderneming. Loonkosten spreken voor zich. Dit zijn alle kosten die te maken hebben met het betalen en onderhouden van de medewerkers. In dit geval €50.000.


Afschrijvingskosten

Wij zijn nu aangekomen bij de afschrijvingskosten van de onderneming. Afschrijvingskosten zijn de waardeverminderingen van de bezittingen van een onderneming. Bezittingen zoals panden, bedrijfsmachines of auto’s. Deze bedrijfsmiddelen worden vele jaren in gebruik genomen. Aan de hand van afschrijvingen kunnen bedrijven hun kosten verspreiden over de gebruiksperiode, ook wel levensduur genoemd.


Bedrijven kopen in één keer deze bezittingen, die op de balans terecht komen. Om te voorkomen dat bedrijven hele schommelende winst- en verliesrekeningen krijgen in een jaar dat zij veel investeringen doen, worden deze bezittingen afgeschreven over een periode van bijvoorbeeld tien jaar. Zo worden de kosten verspreid over de levensduur van het bedrijfsmiddel. Als er een geavanceerde machine wordt aangeschaft van €50.000, kan deze dus over tien jaar tijd worden afgeschreven. Dit betekent dan dat er na de uitgave €50.000 op de balans komt te staan, want deze uitgave heeft gezorgd voor een bezitting die €50.000 aan waarde heeft.


Elk jaar wordt van die waarde op de balans dan €5.000 afgehaald, omdat de machine natuurlijk minder waard wordt. Deze €5.000 komt dan als kosten op de winst- en verliesrekening. Een uitgave aan een bezitting komt pas terug als kosten als het waarde verliest in de vorm van afschrijvingen. Er is dus een verschil tussen uitgaven en kosten


Bij de aankoop van het bedrijfsmiddel is er sprake van een uitgave. Er wordt €50.000 betaald aan een andere partij in ruil voor het bedrijfsmiddel. Echter wordt deze uitgave niet geregistreerd als kosten, en dit komt dus niet voor in de winst- en verliesrekening, maar op de balans, omdat het een bezitting is. De kosten worden namelijk over de levensduur van het bedrijfsmiddel verspreid in de vorm van afschrijvingskosten. In dit geval tien jaar dus. Dit geeft een jaarlijkse afschrijvingskost van €50.000; delen door 10 jaar is €5.000.


Verkoopkosten

In de volgende post worden de verkoopkosten aangegeven. Verkoopkosten zijn de kosten die een onderneming maakt om verkopen of bedrijfsimago te verhogen. Dit noemen we ook wel marketingkosten. Denk aan advertentiekosten en het representeren van de onderneming op beurzen.


Diverse kosten

Wat er dan overblijft aan kosten, zijn de diverse kosten. Dit is gewoon de verzameling van alle kosten die niet onder de andere posten vallen. Diverse kosten dus. 


Bedrijfsresultaat

Het bedrijfsresultaat is een term voor de uitkomst van de totale omzet min de totale kosten. Dit is het resultaat vóór het financieringsresultaat, incidenteel resultaat en belasting.


Financieringsresultaat

Het financieringsresultaat kan zowel positief als negatief zijn. Ondernemingen lenen wel eens geld om hun bedrijfsactiviteiten te kunnen uitvoeren. Deze leningen kennen een rente. De rentekosten voor de onderneming worden meegenomen in het financieringsresultaat. Ondernemingen kunnen ook geld uitlenen, als zij een overschot hebben aan geld. Hierdoor geniet een onderneming van renteontvangsten. Dit resultaat wordt óók meegenomen in het financieringsresultaat. 


We zien dat jouw eenmanszaak €-10.000 financieringsresultaat heeft. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn van één lening van €200.000 waar jouw eenmanszaak 5% rente over moet betalen. Want 200.000 x 5% = €10.000 rentekosten. Als hier een positief getal staat, kan het dus zijn dat de onderneming juist een lening heeft gegeven en renteontvangsten heeft. 


De rentelasten zijn kosten die meegenomen worden in de winst- en verliesrekening. Maar, niet elk onderdeel van de lening is een kostenpost. Belangrijk om hierbij te beseffen is namelijk dat het ontvangen van een lening ook niet bij de omzet komt te staan. Lenen is natuurlijk geen omzet, en op de winst- en verliesrekening komen alleen omzet en kosten.


Bezittingen en schulden, zoals een lening, komen op de balans. Het andere aspect van een lening is het aflossen ervan. Laten we het voorbeeld er weer bijpakken. Jouw eenmanszaak gaat een lening van €200.000 aan met een rentepercentage van 5%. Hiernaast lost jouw eenmanszaak deze lening in 10 jaar af. Dat betekent dat jouw eenmanszaak €20.000 euro per jaar moet aflossen.


Aflossingen zijn uitgaven, maar geen kosten. En, zoals we eerder hadden aangegeven bij afschrijvingen, komen alleen kosten op de winst- en verliesrekening te staan. Aflossingen worden dus niet meegenomen in de kosten en daarmee de winst- en verliesrekening, net zoals dat de ontvangst van de lening niet bij de omzet kwam. Jaarlijks heeft jouw eenmanszaak dus €20.000 uitgaven vanwege de aflossing op hun lening, maar deze aflossing komt niet in de winst- en verliesrekening maar op de balans. 


Incidenteel resultaat

Dan hebben we ook nog het incidenteel resultaat. Hiermee wordt het resultaat bedoeld dat voortkomt uit ongewone of zeldzame activiteiten. De meest voorkomende vormen van incidenteel resultaat zijn het behalen van winst op de verkoop van vaste activa.


Een incidenteel resultaat kan de verkoop van een pand of machine zijn, dat voor meer is verkocht dan de boekwaarde op moment van verkoop. Bijvoorbeeld: een machine die op de balans staat voor €40.000 en wordt verkocht voor €50.000, kent een incidenteel resultaat van €10.000. Andere voordelen die zich niet systematisch voordoen vallen ook onder het incidenteel resultaat.


Resultaat vóór belasting

Het resultaat vóór belasting is het bedrijfsresultaat plus het financieringsresultaat en het incidenteel resultaat. Dus als de som van het financieringsresultaat en het incidenteel resultaat negatief is, is het resultaat vóór belasting lager dan het bedrijfsresultaat. In dit geval is het bij elkaar nul, dus is het resultaat vóór belasting hetzelfde als het bedrijfsresultaat. 


Belasting

Het resultaat vóór belasting is het belastbare bedrag. Over dit belastbare bedrag kan er dan belasting geheven worden. Hoe de belasting genoemd wordt verschilt per type bedrijf. Zo wordt er inkomstenbelasting geheven over eenmanszaken, maar wordt er vennootschapsbelasting geheven over NV’s en BV’s. Beide zijn vormen van winstbelasting. De hoogte van de inkomstenbelasting hangt weer af van de hoogte van het resultaat. Voor dit voorbeeld van de eenmanszaak nemen we voor het gemak even 40%. Dit percentage doe je dan keer het belastbare bedrag, dus het resultaat vóór belasting.


Resultaat na belasting

Nu zijn we er bijna. Tot slot moet de te betalen belasting van het resultaat vóór belasting afgetrokken worden om tot het resultaat na belasting te komen. Het resultaat na belasting wordt ook wel de nettowinst genoemd. 


Daarmee zijn we helemaal rond voor de winst- en verliesrekening, en dus ook deze samenvatting. Tot de volgende keer!