Geschiedenis

2. De bronstijd (Kenmerk 3)

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Met behulp van de geschiedenis uitleg op deze pagina kom je alles te weten over kenmerk 3: de bronstijd. Wat was bijvoorbeeld de eerste staat ter wereld, hoe ontstond het eerste schrift en wat zorgde ervoor dat de handel en specialisatie opkwam? Dat en meer leer je door de uitleg video te bekijken en/of de samenvatting te lezen.

1. Jagers en verzamelaars

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
2. Grieken en Romeinen

3. Christendom en Islam

4. Steden en Staten

5. Ontdekkers en Hervormers

6. Regenten en Vorsten

7. Pruiken en Revoluties

8. Burgers en Stoommachines

9. Tijd van wereldoorlogen

A.10 Tijd van televisie en computers

Overgang naar de bronstijd

De overgang van het neolithicum naar de bronstijd vind rond 3000 voor Christus plaats. De benaming voor dit tijdperk heeft te maken met het materiaal dat in die tijd gebruikt werd voor wapens en gereedschappen. Waar men voorheen vuurstenen gebruikte, stapten zij in de bronstijd over op een veel sterker materiaal: brons.


Ook ontstonden er in de bronstijd de eerste steden, tussen 3500 en 3000 v.C. Deze steden ontstonden in de vruchtbare halvemaan, waar ook de sedentaire revolutie begon. Dit had alles te maken met de twee grote rivieren die door het gebied liepen: de Tigris en de Eufraat. Deze zorgden ervoor dat er in het gebied Mesopotamië een vruchtbare grond was.


Opkomst van handel

In de vruchtbare gebieden begon de mens de omgeving steeds meer te controleren. Zo bouwden ze dijken en legden ze irrigatiesystemen aan, waardoor er meer graan verbouwd kon worden en er uiteindelijk bevolkingsgroei ontstond. De kleine dorpen veranderden langzaam in steden. Doordat er meer werd verbouwd dan de mensen zelf konden consumeren, ontstond er handel en specialisatie. Men ging zich specialiseren in verschillende producten, die verhandeld werden voor andere producten. Zo ontstond het beroep ‘koopman’, of wel handelaar.


Arbeidsverdeling

De opkomst van de handel en specialisatie had als gevolg dat steeds grotere groepen samen konden gaan wonen. Ook ontstond er een arbeidsverdeling: iedereen droeg op een andere manier bij aan het succes en voortbestaan van de stad. Doordat de één succesvoller was en meer verdiende dan de ander, ontstond er op deze manier ook een hiërarchie binnen de stad. Het waren voornamelijk boeren en koopmannen die veel aanzien hadden.


Er kwamen nieuwe beroepenvelden en groepen, zoals stadsbestuurders en priesters, die veel invloed hadden op de vormgeving van de stad. De verschillen in macht en invloed vormden het begin van de sociale verschillen in de agrarische samenleving. Het stadsleven werd steeds complexer, waardoor stadsbestuurders werden aangesteld om de orde te handhaven. Er werden muren om de stad gebouwd en er werden mensen aangesteld om te stad te beschermen. De hiërarchie werd langzamerhand steeds verder uitgebreid: mensen werden tot koning gekroond en er kwamen ambtenaren die de koning moesten helpen bij het besturen van de stad.


Het eerste schrift

Bij het handelen in goederen en producten werd het belangrijk om informatie bij te houden, zoals de voedselvoorraad. Rond 3300 v.C. werd daarom het eerste schrift uitgevonden, wat we het spijkerschrift noemen. Men noteerde aantallen en boodschappen door met riet bepaalde tekens in natte klei te drukken. Hiermee werd ook de eerste vorm van literatuur geschreven, waarin het voornamelijk ging over koningen en goden. Lang niet iedereen was in staat om deze boodschappen te lezen; alleen de elite beschikte over deze kennis. Na het spijkerschrift ontstonden hiëroglyfen, die rond 3100 v.C. werden bedacht door de Egyptenaren.


De eerste staat

De allereerste staat – een afgebakend gebied met een centraal bestuur en een rechtssysteem – was het Egyptische rijk. Dit ontstond rond 3100 v.C., wat erg vroeg was. De tweede staat ontstond namelijk pas 1100 jaar later! Dit was het Babylonische rijk.


De persoon met de hoogste rechterlijke macht in Egypte noemen we de farao. Alle verantwoordelijkheid lag bij hem; dorpen en steden hadden niets te zeggen. De farao gaf zijn bevolking bescherming en toestemming voor het bewerken van het land, in ruil voor een deel van de oogst van de boeren. In het Egyptische rijk waren er geen handelaren, specialisten of handelssteden: er was geen ruimte voor initiatief. In Mesopotamië en het Babylonische rijk was dat anders.