Geschiedenis

1. Opkomst van de stedelijke burgerij

Gegeven door:
Sjors de Slager
Beschrijving Begrippen

Welkom bij deze video met uitleg voor geschiedenis, die deze keer gaat over de opkomst van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten. We verdelen deze video in 3 onderwerpen: tijdsbepaling, landbouw veranderingen en de gevolgen van de landbouwveranderingen.

Agrarisch

Een verzamelwoord voor alles wat met landbouw te maken heeft

Agrarisch-autarkische samenleving

Een samenleving die volledig afhankelijk is van eigen oogsten en waarin weinig handel gedreven wordt

Agrarisch-urbane samenleving

Een samenleving waarin het belang van de landbouw heel groot is, maar ambacht en handel ook in opkomst is

Ambachtslieden

Mensen die handwerk verrichten. Voorbeelden van ambachtslieden zijn schilders, bakkers en metselaars

Autarkisch

Zelfvoorzienend

Drieslagstelsel

Een landbouwmethode waarbij de grond werd opgedeeld in drie stukken, in plaats van twee

Inpoldering

Een landbouwtechniek om een gebied dat van oorsprong onder water staat droog te leggen en droog te houden

Nijverheid

Werkzaamheden waarbij iets wordt gemaakt of bewerkt

Ontginning

Het bewerken van een natuurlandschap om het te kunnen gebruiken voor landbouw

Specialisatie

Ontwikkeling in een bepaalde richting, door op één of een aantal specifieke vaardigheden te focussen en deze te verbeteren

B1: Opkomst stedelijke burgerij (1050-1302)

B2: Sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen (1302-1600)

B3: Republiek in de Gouden Eeuw (1602-1700)

Deze samenvatting voor geschiedenis bestaat uit drie onderdelen, namelijk:

 

1. Een kleine tijdsbepaling en het begrip agrarisch-autarkische samenleving

2. De veranderingen die doorgevoerd werden in de landbouw in de 11e eeuw.

3. De gevolgen van deze landbouwveranderingen voor de maatschappij en de nieuwe agrarische-urbane samenleving die hierdoor ontstaat. 


Wanneer kwam de stedelijke burgerij op?

De opkomst van de stedelijke burgerij begon in het begin van de late middeleeuwen. De late middeleeuwen waren van 1000 tot 1500 n.C. Hiervoor had je de vroege middeleeuwen, deze waren van 500 tot 1000 n.C. De periode waar wij ons op focussen in deze samenvatting is 1050 tot 1302, en valt dus aan het begin van de late middeleeuwen. 

 

Waarom ontstond de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten in die periode?

Van 500 tot 1000 n.C. waren de samenlevingen in West-Europa was vrijwel allemaal agrarisch-autarkisch. Agrarisch betekent landbouw en autarkie = zelfvoorziening. Agrarisch-autarkisch betekent dus dat de meeste samenlevingen volledig afhankelijk waren van hun eigen oogsten. Er werd weinig handel gedreven. De gemeenschappen waren zelfstandig en verantwoordelijk voor hun eigen voedsel door het zelf te verbouwen. Vrijwel iedereen was dus boer in deze gemeenschappen, omdat dit de enige manier was om aan voedsel te komen. 

 

Veranderingen in de landbouw

Vanaf de 11e eeuw veranderden er een aantal cruciale dingen in de landbouw in West-Europa. Deze veranderingen in de landbouw hebben ertoe geleid dat handel en ambacht konden opkomen. Indirect hebben deze veranderingen in de landbouw er ook voor gezorgd dat de stedelijke burgerij kon opkomen in de Nederlandse gewesten, zeg provincies. 

 

De drie veranderingen in de landbouw waren de volgende:

1. Er werden veel technische verbeteringen doorgevoerd. Een voorbeeld hiervan is dat de boeren gebruik gingen maken van een ijzeren ploeg en van paarden in plaats van een os. Er werd sneller geproduceerd worden en de opbrengsten van boeren gingen omhoog. 

 

2. Er was steeds meer grond beschikbaar. Dit kwam door nieuwe technieken als ontginning en inpoldering

 

3. Boeren gingen efficiënter gebruik maken van hun grond. Hierdoor kon er vaker geoogst worden. Voorheen werd er gebruik gemaakt van een tweeslagstelsel door de boeren, maar de verandering naar het drieslagstelsel zorgde voor optimaler grondgebruik.

 

Gevolgen van landbouwveranderingen voor de maatschappij

De drie landbouwveranderingen uit de 11e eeuw zorgden ervoor dat er meer voedsel geproduceerd kon worden. Hierdoor groeide de bevolking en niet iedereen hoefde meer boer te zijn. Mensen gingen zich specialiseren en gingen voorwerpen maken en verkopen, wat het begin was voor de nijverheid. Vervolgens kwamen er ambachtelijke beroepen op. Door de innovaties in de landbouw was het nu ook mogelijk dat er een overschot was aan voedsel! Met het overschot moest wat gedaan worden en dus werd het verhandeld. De handel nam hierdoor enorm toe in de 11e eeuw, mede door het introduceren van geld als betaalmiddel. We zien dus meteen al 8 gevolgen. Maar er gebeurde nog meer:

 

Opkomst monetaire economie

In de agrarisch-autarkische samenleving van de vroege middeleeuwen werd er in West-Europa nog gebruik gemaakt van ruilhandel. Er was dus weinig geld in omloop. De handel bloeide in de late middeleeuwen op, waardoor er een monetaire economie van grotere omvang ontstond. 

 

De agrarisch-autarkische samenleving maakt door de opkomst van handel en ambacht dus plaats voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving in West-Europa. Deze vorm van een samenleving kennen we al uit de tijd van de Romeinen. Een agrarisch-urbane samenleving is een samenleving waar het belang van de landbouw heel groot is. 

 

De meeste mensen werken in de late middeleeuwen nog steeds in de landbouw, maar mensen krijgen de mogelijkheid om een ander beroep te hebben. Dit worden ambachtslieden genoemd. Ambachtslieden zijn mensen die handwerk leveren om een beroep mee uit te oefenen, bijvoorbeeld dat van schoenmaker of smid. De ambachtslieden verhuisden naar steden en de steden werden het centrale punt van handel. Dat is het begin van de stedelijke burgerij.