Nederlands

10. Functiewoorden - toepassen

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen

In deze video met uitleg voor Nederlands gaan we het hebben over functiewoorden. Dit zijn belangrijke woorden die je moet kunnen herkennen en begrijpen om het examen goed te maken. We herhalen de theorie en passen het toe op een examenvraag.

Aanleiding

Een reden of oorzaak om iets te doen

Anekdote

Een kort verhaal over een opmerkelijk voorval dat vaak een fenomeen of karaktereigenschap moet verklaren

Argument

Een aangevoerd feit dat wordt gebruikt om een stelling te bewijzen of te ontkrachten

Conclusie

De schrijver komt op grond van de voorgaande argumenten of gegevens tot een gevolgtrekking (conclusie)

Constatering

De schrijver stelt iets vast

Nuanceren

Ergens meer details in aanbrengen / iets verfijnen

Opsomming

Een verzameling samenhangende gegevens, bedoeld om een beknopt overzicht te geven van belangrijke onderdelen van een bepaald onderwerp

Weerlegging

Met een weerlegging probeert de schrijver aan te tonen dat de mening of argumentatie, of constatering, conclusie of zelfs nuancering van een ander niet juist is. De schrijver gebruikt hiervoor tegenbewijs, zoals feiten

A1. Tekstverklaren

Samenvatting voor Nederlands - Functiewoorden


Wat zijn functiewoorden en wat heb je eraan?

Je kunt er tamelijk zeker van zijn dat je functiewoorden gaat tegenkomen op het examen Nederlands. Je kunt bijvoorbeeld de vraag krijgen: Welke functie heeft alinea 2 ten opzichte van alinea 4? Functiewoorden geven dan aan welke functie die alinea, of een zin, heeft ten opzichte van een andere alinea, of ten opzichte van de rest van de tekst. Met functie wordt dan bedoeld welk verband er tussen de alinea’s of zinnen wordt gelegd, welke relatie ze hebben. 


Meest voorkomende functiewoorden

De meest voorkomende functiewoorden zijn (op alfabetische volgorde):

  • Aanleiding 
  • Anekdote 
  • Conclusie
  • Constatering 
  • Gevolg
  • Nuancering 
  • Opsomming 
  • Probleemstelling 
  • Voorbeeld 
  • Weerlegging 
  • Verklaring


Let op: dit zijn niet alle functiewoorden, maar wel de meest voorkomende. 


Betekenis van functiewoorden

Het is belangrijk om te weten wat functiewoorden betekenen. Sterker: met een functiewoord kan je  in een keer een stuk tekst, een alinea duiden, categoriseren. Je gebruikt het dus bij je tekstanalyse. Je zegt: ‘kijk, dit is een voorbeeld’. Of: ‘nee, dit is een weerlegging’. 

 

Functiewoorden zijn dus geen signaalwoorden, want die verbinden stukken tekst. Die leggen verbanden. Maar functiewoorden benoemen een tekst. Het is handig om de bedoeling van een tekst met zo’n benaming te kunnen herkennen. 


Bedoeling van een tekst herkennen

We noemen er een paar.

  • Allereerst: de aanleiding. De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft zijn tekst te schrijven. Oftewel: de schrijver vertelt waarom hij de tekst geschreven heeft.


  • Een anekdote is een kort en soms grappig verhaaltje. De schrijver kan in een alinea zo’n verhaaltje beschrijven als voorbeeld over een bepaald onderwerp. Vaak kom je een anekdote tegen in de inleiding van een tekst. De schrijver hoopt dat jij door de anekdote geïnteresseerd raakt en blijft lezen. 


  • Bij de conclusie vat de schrijver de voorgaande informatie kernachtig samen. Oftewel: de schrijver komt op grond van de voorgaande argumenten of gegevens tot een gevolgtrekking, wat een ander woord voor conclusie is. 


  • Overigens is argument ook een functiewoord. Een schrijver kan een bepaalde tekst als argument gebruiken om jou als lezer over te halen om een bepaald standpunt met hem of haar te delen. 


  • Bij een constatering stelt de schrijver iets vast. Hij merkt iets op. Een ander woord voor constatering is vaststelling. 


  • Een gevolg komt altijd NA een oorzaak, logisch. De schrijver beschrijft de gevolgen die door een bepaalde gebeurtenis of verschijnsel zijn veroorzaakt. Een voorbeeld: stel de tekst gaat over vuurwerk-ongelukken. In de tekst lees je dat het aantal ongelukken ieder jaar stijgt. Deze stijging is een oorzaak van iets. Het gevolg kan dan een vuurwerkverbod zijn. 


Hier kan je ook goed zien wat het verschil is tussen signaalwoorden en functiewoorden. Het zijn echt een ander soort begrippen. Ze hoeven elkaar helemaal niet uit te sluiten. Het stukje tekst over vuurwerkongelukken wordt bijvoorbeeld gevolgd door het signaalwoord ‘dus’. ‘Dus het vuurwerkverbod zal niet vreemd overkomen.’ Maar met de hele zin kan je weer met het functiewoord ‘gevolg’ aanduiden.


  • Nuancering. Dit is een functiewoord die leerlingen over het algemeen lastig vinden. Een nuance betekent ‘een klein, subtiel verschil, een verfijning’. Nuanceren is dan  een klein verschil aanbrengen. Als iemand zegt:  ‘Honden stinken’, kan jij dat nuanceren met: ‘Ja, sommige honden stinken’ of ‘Natte honden stinken.’ Een bewering (ook een functiewoord) wordt dan iets afgezwakt, of vanuit verschillende kanten belicht. Nuanceren is een soort relativeren.


  • Bij een opsomming geeft de schrijver een rij van verschillende voorbeelden, of argumenten, verklaringen, kenmerken of verschijnselen. Een opsomming kan verspreid worden over meerdere alinea’s, vaak wordt er dan een nummering bij gehanteerd. Alinea 1 enzovoorts.


  • Door middel van een probleemstelling probeert de schrijver aan te geven over welk probleem zijn / haar tekst gaat.


  • Een voorbeeld is een concrete verduidelijking met woorden van een bewering of verschijnsel. In deze video bespreken we nu 10 voorbeelden van functiewoorden. 


  • Het laatste voorbeeld van een functiewoord is weerlegging. Met een weerlegging probeert de schrijver aan te tonen dat de mening of argumentatie, of constatering, conclusie of zelfs nuancering van een ander niet juist is. De schrijver gebruikt hiervoor tegenbewijs, zoals hopelijk feiten. 


Examenvraag over functiewoorden

In 2021 kwam op het examen Nederlands bij de eerste tekst in verband met functiewoorden ook een signaalwoord direct aan bod. De examenvraag en de tekst kun je zien in de video hierboven.


Dat deze vraag over functiewoorden gaat, kun je snel zien. Er staat tenslotte letterlijk: ‘welke 2 functies…’ Je moet weten wat een constatering, standpunt, voorbeeld, verklaring of conclusie is. De titel van deze tekst is: Leve de vleesetende vegetariër – Wantrouw de rechtlijnigen. We lezen even alinea 4 van deze tekst:


‘Het komt allemaal doordat we ‘consequent-zijn’ hoog waarderen en inconsequentie zien als een doodzonde. Kijk maar naar de politiek. Wanneer je als politicus wordt beticht van draaien, raak je beschadigd. Het beroemdste voorbeeld uit de recente Nederlandse geschiedenis is ongetwijfeld dat van Wouter Bos. “U draait en u bent niet eerlijk”, zei Balkenende (CDA) tegen hem tijdens een radiodebat. Vervolgens bleef het CDA Bos als inconsequente draaikont afschilderen, met succes: Bos’ Partij van de Arbeid lag een straatlengte voor in de peilingen, maar uiteindelijk werd het CDA de grootste partij. En er zijn meer politici die proberen zichzelf neer te zetten als de enige consequente te midden van inconsequenten, vaak met succes. Fijn voor hen, maar als samenleving schieten we er weinig mee op. We zouden inconsequentie veel meer moeten waarderen’.


Het is meteen in de eerste zin toevallig een signaalwoord dat ons verder helpt. Namelijk: ‘Het komt allemaal doordat we ‘consequent- zijn’ hoog waarderen en inconsequentie zien als een doodzonde.’ “Doordat” geeft aan dat er een verklaring wordt gegeven. Verklaring is een functiewoord. 


Antwoord A en B , met functiewoord constatering, kunnen we dus wegstrepen. Dan blijven antwoorden C en D over. Namelijk: C. Verklaring en conclusie, en: D. verklaring en standpunt. Zien we alinea 4 als conclusie of als standpunt?


Aan het eind van de alinea zegt de schrijver: ‘We zouden inconsequentie veel meer moeten waarderen’. Door de woorden ‘zouden moeten’ neemt de schrijver een standpunt in: dat we de inconsequentie meer zouden moeten waarderen. Het goede antwoord is dus D. 


Slot

Het rijtje functiewoorden is een van de onderdelen van het examen Nederlands, dat je écht kunt leren. Zorg dat je de functiewoorden kent,  met de bijbehorende betekenissen. Ook hier weer: stampen maar.