Bedrijfseconomie

2. Financiële kengetallen

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

In deze uitlegvideo voor bedrijfseconomie gaan we het hebben over financiële kengetallen. Dit zijn getallen die de verhouding tussen specifieke financiële cijfers aangeven. We zullen door de veel gebruikte kengetallen heen lopen aan de hand van een winst- en verliesrekening en balans.

Liquiditeit

De mate waarin een onderneming haar direct opeisbare schulden kan betalen

Liquiditeitsratio

Een formule waarmee berekend kan worden of er voldoende geld in kas is of op de bankrekening staat om aan alle kortlopende financiële verplichtingen te voldoen

Current ratio

Alle liquide middelen gedeeld door de kortlopende schulden

Quick ratio

Vlottende activa minus de voorraad gedeeld door de kortlopende schulden

Solvabiliteit

De mate waarin een onderneming haar schulden op lange termijn kan betalen, te berekenen door eigen vermogen te delen door totaal vermogen

Eigen vermogen

Activa minus het vreemd vermogen

Vreemd vermogen

Bestaande uit langlopende schulden en kortlopende schulden

Totaal vermogen

Eigen vermogen en vreemd vermogen samen

Faillissement

Een bedrijf kan failliet verklaard worden als het niet langer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen

Rentabiliteit

Geeft de verhouding weer van de gemaakte winst ten opzichte van het geïnvesteerde vermogen

Resultaat

De gemaakte winst, voortkomend uit de winst- en verliesrekening

Voorraadgrootheden

Een momentopname van je voorraad

Stroomgrootheden

Grootheden die je meet over een bepaalde periode

EBIT

Earnings before interest and taxes

Rentabiliteitsratio

Formule om rentabiliteit te berekenen

Rentabiliteit eigen vermogen (REV)

EBIT gedeeld door het gemiddeld eigen vermogen

Rentabiliteit totaal vermogen (RTV)

EBIT gedeeld door het gemiddeld totaal vermogen

Interestpercentage vreemd vermogen (IVV)

De interestkosten van het vreemd vermogen gedeeld door het gemiddeld vreemd vermogen

Resultaat per aandeel

Het resultaat gedeeld door het aantal aandelen

Cashflow per aandeel

Het resultaat plus afschrijvingen gedeeld door het aantal aandelen

Beleggersrendement

Wat een belegging heeft opgeleverd voor de belegger, gevormd door het dividendrendement en het koersrendement samen

Dividendrendement

Het dividend dat een belegger heeft ontvangen gedeeld door de gemiddelde beurskoers van de aandelen

Koersrendement

Koersresultaat gedeeld door gemiddelde beurskoers

F1. Verslaggeving

Samenvatting voor bedrijfseconomie - Financiële kengetallen 


Liquiditeitsratio’s

Met de liquiditeit van een bedrijf willen we de mate uitdrukken waarin een onderneming haar direct opeisbare schulden kan betalen. Dit heeft dus betrekking op het kort vreemd vermogen. Daarbij zijn er twee liquiditeitsratio’s die we moeten kennen.


Current ratio

Ten eerste de current ratio.

Hier had in principe ook gewoon alleen vlottende activa kunnen staan, aangezien liquide middelen daaronder valt, maar voor de duidelijkheid staat deze er vaak los bij vermeld. Dit zijn dus alle liquide middelen, of middelen die snel omgezet kunnen worden in liquide middelen (vlottende activa dus), gedeeld door onze kortlopende schulden. Dit geeft dus een beeld over hoe goed een bedrijf zich zou kunnen redden op de korte termijn.


Als er een heel laag getal uitkomt, dan weet je dat er relatief weinig middelen zijn om de kortlopende schulden af te betalen, en dat kan problemen betekenen. Laten we naar ons voorbeeld kijken in de video hierboven. We zien een totaal aan vlottende activa van €40.700 en een totaal aan kort vreemd vermogen van €8.200, en dus een current ratio van 4,96. Er zijn bijna 5 keer zoveel middelen als kortlopende schuld, dus dit bedrijf ziet er gezond uit wat dat betreft. Het verschilt per bedrijf, maar doorgaans zit het goed als deze ratio ruim boven de 1 ligt.


Quick ratio

Ten tweede de quick ratio.

Dit is eigenlijk hetzelfde als de current ratio, alleen trekken we nu de voorraad af van de vlottende activa. Dit wordt gedaan omdat het vaak niet realistisch is voor een bedrijf om op hele korte termijn alle voorraad te verkopen zonder dat de continuïteit, dus het voortbestaan, van het bedrijf in gevaar komt. Er zou dan een soort super-sale moeten plaatsvinden, en dat is voor veel bedrijven natuurlijk niet een houdbare situatie. In ons voorbeeld zouden we dan krijgen €40.700 min €5.000 gedeeld door €8.200, en dat is 4,35; nog steeds een gezonde situatie. 


Solvabiliteitsratio’s

Met de solvabiliteit van een bedrijf willen we de mate uitdrukken waarin een onderneming haar schulden op lange termijn kan betalen. Van belang zijn hierbij het eigen vermogen en het vreemd vermogen (bestaande uit langlopende schulden en kortlopende schulden). Samen is dit het totaal vermogen. Je kan deze drie op veel verschillende manieren door elkaar delen: eigen vermogen door totaal vermogen, totaal vermogen door vreemd vermogen, eigen vermogen door vreemd vermogen, noem maar op. Maar eigenlijk zegt het allemaal hetzelfde, namelijk: hoeveel van jouw totale vermogen eigen vermogen is. 


Solvabiliteit berekenen

De belangrijkste formule is dus :



Ons voorbeeld zou dan geven €52.500 eigen vermogen gedeeld door €70.700 totaal vermogen is 0,74. 74% van het totale vermogen is dus eigen vermogen. Je had ook in plaats van eigen vermogen boven de deelstreep vreemd vermogen kunnen invullen. Maar, aangezien dat gewoon is wat er overblijft van het totaal, weet je nu al dat dit 0,26 zal zijn. Als je eigen vermogen deelt door vreemd vermogen dan zal je een ratio van ongeveer 3 krijgen, omdat je kan zien dat er ongeveer 3 keer zoveel eigen vermogen is als vreemd vermogen (0,74/0,26 is ongeveer 3). Al deze ratio’s vertellen dus hetzelfde.


Hoge en lage solvabiliteit

De ratio van 0,74  vertelt dus dat ook wat betreft solvabiliteit het dus wel goed zit met dit bedrijf. Doorgaans vinden financiers, afhankelijk van de situatie natuurlijk, een solvabiliteit van onder de 0,25 problematisch. Een lage solvabiliteit zorgt voor een groter risico voor financiers, waardoor het afsluiten van leningen lastiger en duurder zal zijn. Dit risico is hoger omdat een bedrijf met relatief veel schulden in vergelijking tot haar middelen natuurlijk een grotere kans heeft dat het niet aan de rente- of aflossingsverplichtingen kan voldoen. En als het niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, dan kan het zelfs failliet gaan. Hoe lager de solvabiliteit, hoe minder de leninggevers terug zullen krijgen na een faillissement. Dit brengt dus risico’s met zich mee. 


Rentabiliteitsratio’s

De rentabiliteit van een bedrijf geeft de verhouding weer van de gemaakte winst, of resultaat, ten opzichte van het geïnvesteerde vermogen. Ondertussen weten we dat het resultaat voortkomt uit de winst- en verliesrekening, wat het beeld geeft over een bepaalde periode; er wordt winst of verlies gemaakt over een jaar. Dit is dus een stroomgrootheid. Het vermogen staat echter op de balans en is een momentopname, een voorraadgrootheid.


Als we dus verhoudingen willen berekenen met beiden, moeten we dit oplossen. Dit kunnen we doen door het gemiddelde vermogen te nemen over een jaar heen bij de beginhoeveelheid op de balans op te tellen bij de eindhoeveelheid, en dat te delen door twee. Als ons eigen vermogen aan het begin van het jaar €30.000 was, dan krijgen we een gemiddeld eigen vermogen van dat jaar van 30.000+52.500 / 2 = €41.250. Op dezelfde manier zouden we een gemiddeld vreemd vermogen van €14.100 krijgen en een gemiddeld totaal vermogen van €55.350. De rentabiliteitsratio’s die je dan moet kennen zijn de volgende: 


Rentabiliteit eigen vermogen (REV)

Ten eerste de rentabiliteit eigen vermogen (REV). Dit is de EBIT gedeeld door het gemiddeld eigen vermogen. Let op, de EBIT is hoger dan het resultaat dat op de balans staat, aangezien de EBIT het resultaat is vóór rentekosten en belasting. We krijgen dan: 



Dit is een hele hoge rentabiliteit. Dit betekent namelijk dat de EBIT hoger is dan het eigen vermogen dat in het bedrijf zit. Dit kan zijn omdat het bedrijf nog niet zo lang bestaat en dus nog niet veel eigen vermogen heeft opgebouwd, maar wel succesvol is. Voor grote bedrijven die wat langer bestaan wordt een rentabiliteit van 0,10 al gezien als gezond. Je zou het namelijk kunnen zien als het rendement dat behaald wordt op de investering van het eigen vermogen. Een rendement van 128% is dan uiteraard erg hoog. 


Rentabiliteit totaal vermogen (RTV)

Ten tweede is er dan de rentabiliteit totaal vermogen (RTV). Dit is EBIT gedeeld door het gemiddeld totaal vermogen: 



Ook dit geeft een hele hoge rentabiliteit aan, om dezelfde reden als net. 


Interestpercentage vreemd vermogen (IVV)

Dan hebben we ook nog het interestpercentage vreemd vermogen (IVV). Dit zijn de interestkosten van het vreemd vermogen gedeeld door het gemiddeld vreemd vermogen. 


Onze interestkosten zijn dus gemiddeld maar 3,5% van het vreemd vermogen.


Resultaat per aandeel

Ook het resultaat per aandeel is een kengetal dat we moeten kennen. Deze is simpel, namelijk gewoon het resultaat delen door het aantal aandelen. Zeg dat we 1000 aandelen hebben uitgegeven voor €100, dan krijgen we: 


Mocht dit allemaal uitgekeerd worden als dividend, dan zullen aandeelhouders van dit bedrijf erg blij zijn, want een rendement van €37,50 op een aandeel van €100 is natuurlijk hartstikke mooi! 


Cashflow per aandeel

Dan de cashflow per aandeel. Dit is hetzelfde als het resultaat per aandeel, alleen nu tellen we bij het resultaat nog de afschrijvingen op. Het gaat hier namelijk om cashflow, dus hoeveel cash we tot onze beschikking hebben. En, zoals we weten zijn afschrijvingen de waardeverminderingen van onze bezittingen. Dit zijn dus wel kosten, maar geen uitgaven; we betalen geen geld aan de afschrijvingen, onze spullen worden gewoon minder waard. Voor de cashflow hoeven we dus geen rekening te houden met die afschrijvingen. Daarom tellen we dit bij het resultaat op. We krijgen dan:



Kengetallen vanuit de belegger

Ook zijn er kengetallen vanuit de belegger. Zo kunnen we kijken wat een belegging heeft opgeleverd voor de belegger. Dit noemen we dan het beleggersrendement, wat bestaat uit twee delen, aangezien we natuurlijk rendement kunnen halen uit het dividend én uit een waardevermeerdering van het aandeel. We hebben dus: 


Ten eerste het dividendrendement. Dit is het dividend dat een belegger heeft ontvangen, gedeeld door de gemiddelde beurskoers van de aandelen. 

En ten tweede het koersrendement

Waarbij het koersresultaat de winst is die een belegger heeft behaald door het aandeel voor meer te verkopen dan hij het aangekocht had. Samen vormen het dividendrendement en het koersrendement dus het beleggersrendement.