Economie

1. Arbeidsmarkt en werkloosheid

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

In deze video met uitleg voor economie bespreken we de arbeidsmarkt en de werkloosheid die daar kan ontstaan. We zullen kijken naar de invloed van soorten contracten, conjuncturele werkloosheid, structurele werkloosheid en de rol van de overheid.

Sociale uitkeringen

Uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico's als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid

Werkgelegenheid

De vraag naar arbeid van werkgevers

Werkgever

Een bedrijf, persoon, organisatie of overheid die werkgelegenheid aanbiedt

Beroepsbevolking

Personen die werk leveren voor een werkgever

Werkloosheid

De mensen die zouden kunnen werken maar geen baan hebben

Vast contract

Een arbeidscontract met een vast aantal uren een geen eindtijd

Flexibel contract

Een contract waarbij het aantal uren niet vast ligt (verschillende vormen mogelijk)

Minimumloon

Het laagste bedrag dat een werkgever wettelijk verplicht is aan een werknemer als loon te betalen

Conjuncturele werkloosheid

De werkloosheid die komt door de schommelingen in de economische conjunctuur

Natuurlijke werkloosheid

De structurele werkloosheid die resteert als de productiecapaciteit volledig is benut

Frictiewerkloosheid

Kortdurende werkloosheid die ontstaat bij het zoeken of het wisselen van een baan

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst, een schriftelijke overeenkomst waarin afspraken over arbeidsvoorwaarden staan

Vrijhandel

Vrij en onbelemmerd verkeer van goederen en diensten tussen verschillende landen of gebieden

Loonstarheid

Lonen zijn op de korte termijn rigide (moeilijk veranderbaar) aangezien deze doorgaans vastliggen in contracten

E1: Macro economische kringloop

E2: Structurele groei

E3: Inkomen, welvaart en welzijn

E4: Ongelijkheid en herverdeling

E5: Arbeidsmarkt en werkloosheid

Samenvatting voor economie - Arbeidsmarkt en werkloosheid


De arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt werkt in principe hetzelfde als andere soorten markten die we kennen uit de economie; via vraag en aanbod. De prijs wordt dan gevormd door de wisselwerking tussen deze twee. De werkgevers hebben mensen nodig om hun te helpen met de productie, dus we hebben een vraag naar arbeid. Deze vraag van werkgevers naar arbeid noemen we dan de werkgelegenheid


Arbeidsaanbod

De werknemers zijn vervolgens de mensen die arbeid te bieden hebben. Zij bieden henzelf aan om de arbeid te verrichten, en vormen dus het arbeidsaanbod. Het geheel van het arbeidsaanbod noemen we ook wel de beroepsbevolking


Loonkosten

De hoeveelheid werkgelegenheid, dus de arbeidsvraag, en de grootte van de beroepsbevolking, dus het arbeidsaanbod, bepalen vervolgens de prijs van arbeid, dus het loon. Stijgt de vraag naar arbeid? Dan zullen de lonen stijgen, want werkgevers hebben de arbeid harder nodig. Stijgt het aanbod? Dan daalt het loon, want dan kunnen werkgevers kiezen uit meer potentiële werknemers. 


Arbeidscontracten

Hoe snel dit mechanisme van vraag en aanbod werkt, is voor een groot deel afhankelijk van de soorten arbeidscontracten die van toepassing zijn. Als je namelijk een vast contract hebt, zijnde een contract voor onbepaalde tijd met een vast urenaantal, dan kan een werkgever je niet zomaar ontslaan. Een dalende vraag naar arbeid zorgt dan dus niet direct voor lagere lonen, want ze zitten vast aan het contract. Dit noemen we ook wel loonstarheid, dus het niet flexibel zijn van lonen door de vaste contracten. 


Maar, het kan ook zijn dat je een flexibel contract hebt, of een flexwerker of zzp’er bent. Daarbij zijn de arbeidsrelaties veel flexibeler, waardoor werkgevers vaak veel meer ruimte hebben om de samenwerking direct te stoppen; een daling in de vraag naar arbeid zorgt dan dus voor het direct verdwijnen van banen, en daarmee ook een daling van het loon. Voor de marktwerking op de arbeidsmarkt, en daarmee de loonontwikkeling, maakt het dus uit of er veel vaste contracten of flexibele contracten zijn. 


Werkloosheid

Daarnaast kan natuurlijk niet alles worden opgelost door het verhogen of verlagen van lonen, waardoor vraag en aanbod van arbeid niet goed op elkaar aansluiten. Hierdoor kan dan werkloosheid ontstaan: sommige mensen lukt het niet om een baan te vinden. We maken hierbij grofweg onderscheid tussen twee soorten werkloosheid, namelijk structurele werkloosheid en conjuncturele werkloosheid. Daarbij kan het beleid van de overheid overigens ook nog een rol spelen bij werkloosheid. 


Conjuncturele werkloosheid

Als de werkloosheid wordt veroorzaakt door lage bestedingen in een economie, dan spreken we van conjuncturele werkloosheid. Consumenten besteden dan dus weinig, waardoor producenten minder gaan produceren, waardoor ze minder arbeid nodig hebben voor de productie, waardoor er minder banen zijn. 


De productiecapaciteit van producenten wordt dan dus niet volledig gebruikt door de lage bestedingen. Dit kan komen door te lage binnenlandse vraag naar producten, maar ook door een te lage exportvraag, dus de vraag naar producten vanuit het buitenland. In zo’n periode met lage bestedingen en hoge conjuncturele werkloosheid spreken we doorgaans van een laagconjunctuur. 


Structurele werkloosheid

Als de werkloosheid echter niet afhangt van de bestedingen in de economie, dan spreken we van structurele werkloosheid. Deze vorm van werkloosheid wordt veroorzaakt door de aanbodkant van de economie in plaats van de vraagkant, en is dus van structurele aard. 


Structurele werkloosheid kan verschillende verklaringen hebben. Zo kan het veroorzaakt worden door fricties op de arbeidsmarkt, ook wel frictiewerkloosheid genoemd. Dit is een van de meest voorkomende types van werkloosheid. Het ontstaat namelijk gewoon doordat mensen tussen twee banen in zitten. Het vinden van een geschikte baan, die goed bij je past, kan best wel lastig zijn. Het kan dan ook goed voorkomen dat je stopt met de ene baan, en wat tijd nodig hebt om iets anders te vinden. Deze vorm van werkloosheid komt eigenlijk altijd voor, en noemen we dus ook structureel. 


Daarnaast kan er een mismatch zijn tussen arbeidsvraag en arbeidsaanbod ten aanzien van opleiding, kwaliteiten en regio. Dit is dus anders dan wat we bij conjuncturele werkloosheid zagen, wat ook over vraag en aanbod ging. Hierbij gaat het er namelijk om dat er zowel vraag als aanbod is, maar dat dit niet helemaal goed op elkaar aansluit qua kwalificaties en locatie. 


Stel er zijn in Amsterdam heel veel bouwvakkers nodig, maar de ervaren bouwvakkers wonen allemaal in Groningen, terwijl er in Groningen allemaal architecten nodig zijn, maar de opgeleide architecten wonen allemaal in Rotterdam, dan is er dus zowel vraag als aanbod van arbeid, maar doordat er een mismatch van opleiding, kwaliteit en regio is, ontstaat er tóch werkloosheid. 


Ook kan vrijhandel zorgen voor werkloosheid. Als er in grote mate vrij gehandeld kan worden met het buitenland, dan zullen de producten worden gekocht uit het land dat het zo goed en goedkoop mogelijk kan maken. Zo kan vrijhandel ervoor zorgen dat bepaalde banen verdwijnen naar het buitenland en er dus werkloosheid ontstaat in een bepaalde sector. 


De ontwikkeling van nieuwe technologieën kan ook zorgen voor het verdwijnen van banen, doordat mensen vervangen worden door deze technologie. Zo kunnen bepaalde ICT-processen worden geautomatiseerd en lopende band processen uitgevoerd worden door robots. Dit kan ervoor zorgen dat mensen hun baan verliezen en daarmee werkloosheid ten gevolg hebben. 


Dan hebben we ook nog iets dat we outsourcing noemen, ook wel uitbesteding in het Nederlands. Met outsourcing besteed je dus als bedrijf iets uit aan een ander bedrijf. Je zou bijvoorbeeld je website kunnen laten maken door een externe partij in plaats van iemand daarvoor in dienst nemen. Ook zou je dit kunnen outsourcen naar een buitenlandse partij. Op deze manier kunnen er dus banen verdwijnen binnen bedrijven, wat kan zorgen voor werkloosheid. 


Ten slotte kunnen de loonkosten ook gewoon te hoog zijn voor werkgevers. Er kan bijvoorbeeld een te hoge CAO onderhandeld zijn door de vakbonden en de werkgeversorganisaties. Je mag nooit minder betalen dan dat in de CAO, ofwel Collectieve Arbeidsovereenkomst, staat. Ditzelfde geldt voor het minimumloon dat de overheid bepaalt. Als dit minimumloon of het minimum uit de CEO te hoog is, dan kunnen werkgevers soms simpelweg geen banen aanbieden, waardoor werkloosheid kan ontstaan. 


Beleid van de overheid

Het beleid van de overheid kan ook nog een rol spelen in de werkloosheid. Je moet hierbij vooral denken aan de hoogte en voorwaarden van sociale uitkeringen met betrekking tot werkloosheid. Als jij namelijk een heel hoge sociale uitkering krijgt als jij niet meer werkt, dan kan dit ervoor zorgen dat mensen minder gestimuleerd worden om te gaan werken. 


Stel dat jouw uitkering 80% is van wat je zou verdienen als je zou werken, terwijl je nu niks hoeft te doen, dan kan dat ervoor zorgen dat je niet heel veel haast hebt om een nieuwe baan te zoeken. Dit kan werkloosheid dus ook in de kaart spelen. Echter zitten er vaak wel strenge voorwaarden aan het ontvangen van sociale uitkeringen, bijvoorbeeld dat je regelmatig moet solliciteren, maar dit is natuurlijk nooit waterdicht.