Wiskunde

7. Tabellen 1 - Opstellen/lezen

Gegeven door:
Jilles Douze
Beschrijving Begrippen

Welkom! In deze video met uitleg voor wiskunde bespreken we hoe je tabellen kunt opstellen en lezen. Succes met leren!

A1. Verbanden

A2. Tabellen

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
A3. Grafieken

A4. Woordformules

Samenvatting voor wiskunde - Tabellen 1: Opstellen/Lezen


Tabel opstellen en lezen

We beginnen met het opstellen van een tabel. Hiervoor is het eerst handig om te weten wat een tabel precies is. Een tabel is namelijk een manier om informatie op te schrijven. Je kunt bijvoorbeeld in een tabel opschrijven welke cijfers je allemaal hebt gehaald voor wiskunde. Of je kunt in een tabel beschrijven welke kleren je welke dag gaat dragen.


Tabel opstellen: voorbeeld

We gaan nu een tabel opstellen bij de volgende situatie:

Piet is heel erg bezig met gezond leven. Hij wil elke werkdag een vorm van sporten doen, zodat hij goed fit blijft. Op maandag gaat hij hardlopen, op dinsdag gaat hij zwemmen, op woensdag gaat hij voetballen, op donderdag doet hij aan tennis, en op vrijdag gaat hij hockeyen.


We moeten deze informatie dus gaan weergeven in een tabel. Als eerst maken we een rij waarin we alle dagen neerzetten. In de video hierboven zie je hoe dit eruitziet. We geven hier dus aan dat we in deze rij de dagen weergeven, en dan geven we aan welke dagen we allemaal gebruiken.


We moeten nu alleen nog in de tabel aangeven dat bij maandag de sport hardlopen hoort, bij dinsdag de sport, zwemmen enzovoort. Dat doen we als volgt. We maken een nieuwe rij, en daarin zetten we eerst sport: dit geeft aan dat we in deze rij de soort sport aangeven. Vervolgens zetten we in het vakje onder de maandag de sport die Piet maandag gaat doen, en dat is hardlopen.


Onder het vakje van dinsdag zetten we dan dus zwemmen, en datzelfde doen we voor alle andere dagen en sporten. We krijgen dan uiteindelijk de volgende tabel:



Tabel lezen: voorbeeld

Nu we weten hoe we een tabel kunnen opstellen gaan we bespreken hoe we een tabel moeten lezen. Een tabel wordt namelijk vaak gebruikt om een verband te beschrijven. Hoe we een tabel moeten lezen leggen we uit aan de hand van het volgende voorbeeld.



Hier zien we in de tabel de volgende dingen staan. In dit vakje staat: "Het aantal uur aan het branden”, maar dit zegt in eerste instantie nog niks. In het andere vakje staat Lengte van Kaars. Nu is het al wat duidelijker. Deze tabel geeft het verband weer tussen de lengte van een kaars, en hoelang deze kaars al aan het branden is.


Dan gaan we de rest van de tabel als volgt lezen. We zien in het eerste vakje 0 uur staan. Dat betekent dat de kaars hier 0 uur aan het branden is. Dus: de kaars is net aangestoken. In het vakje daaronder staat 24 cm. Dat betekent dat de kaars een lengte heeft van 24 cm als deze net wordt aangestoken.


Dan kijken we naar het tweede vakje; daar staat 1 uur. Dus de kaars is hier 1 uur aan het branden. In het vakje daaronder staat 21 cm. Dat betekent dus dat na 1 uur branden. De kaars een lengte heeft van 21 cm. Er is dus 3 cm afgebrand in een uur. Verder zien we dat na 2 uur branden de kaars nog een lengte heeft van 18 cm. Na 3 uur een lengte van 15 cm. Na 4 uur 12 cm. En ten slotte, na 5 uur is de kaars nog maar 9 cm lang. Goed, nu weten we dus ook hoe we een tabel moeten lezen. Dan is het nu tijd om het tweede deel van deze samenvatting te bespreken.


Een tabel afmaken

Dit gaan we bespreken aan de hand van het volgende voorbeeld tabel:



Deze tabel geeft aan hoeveel zitplaatsen er op elke rij zitten. Als we de tabel lezen, zien we dat op rij 1, 18 zitplaatsen zijn. Op rij 2, 21 zitplaatsen en op rij drie zijn dat er 24, en ten slotte op rij 4, 27. Dan zien we nog dat er bij rijnummer 7 en 8 een vraagteken staat. Dat betekent dat we nog niet weten hoeveel zitplaatsen er op die rijen zijn. Wij moeten deze tabel namelijk afmaken.


Laten we nog even goed kijken naar de tabel. Op rij 1 zijn er 18 zitplaatsen. En op rij 2 zijn het er 21. Terwijl er bij het rijnummer dus 1 bijkomt, komen er bij de zitplaatsen 3 bij. We zien dat op rij 3, 24 zitplaatsen zijn. Dus opnieuw komt er bij het rijnummer 1 bij, terwijl er bij het aantal zitplaatsen drie bij komen.


Rekenen met tabel

Er komen dus elke keer 3 zitplaatsen bij. Nu we dit weten kunnen we dus berekenen hoeveel zitplaatsen er op rij 7 en 8 zitten. Dit berekenen we als volgt. Op rij 4 zijn 27 zitplaatsen. Dat betekent dat op rij 5 er drie zitplaatsen bijkomen. Dus op rij 5 zijn er 30 zitplaatsen. Op rij 6 komen er daar dan weer drie bij. Dus op rij 6 zijn er 33 zitplaatsen. Nou dan zijn we aangekomen bij rij 7, daar komen er weer drie bij. Dus op rij 7 zijn 36 zitplaatsen. Tenslotte hebben we nog rij 8. Op rij 8 zitten dan 39 zitplaatsen.


Dit is dus hoe we een tabel afmaken. We gaan op zoek naar het patroon in de tabel, en maken hem aan de hand daarvan af. In dit geval was het patroon dat er bij elke rij drie zitplaatsen bij kwamen. Dan gaan we nu door naar het laatste onderdeel van deze samenvatting. 


Grootste en kleinste waarde vaststellen

We zullen dit bespreken aan de hand van een laatste tabel, die je ziet in de video hierboven. Deze tabel geeft aan hoeveel mensen een bepaald bedrag hebben uitgegeven op vakantie. Dus 270 mensen hebben 1000 euro uitgegeven, 244 mensen hebben 2000 euro uitgegeven enzovoort.


Als we nu de tabel lezen, zien we dat 1000 euro het laagste bedrag is dat mensen hebben uitgegeven. En 5000 euro is het hoogste bedrag dat mensen hebben uitgegeven. 1000 euro is dus de laagste waarde en 5000 euro is de hoogste waarde van wat mensen hebben uitgegeven.


Tegelijkertijd zien we dat 270 mensen 1000 euro hebben uitgegeven, en maar 13 mensen 5000 euro hebben uitgegeven. Dus in deze rij is 270 de hoogste waarde, en 13 is de laagste waarde.


Dit was de uitleg over tabellen, bedankt voor het kijken en tot de volgende keer!